Beatrix heeft haar hart verloren aan de schone kunsten. Als ze geen Koningin
was geweest, zou ze zeker beeldend kunstenares zijn geworden. Geen tentoonstelling
in ons land op het gebied van de beeldhouwkunst slaat ze over en ook de
jaarlijkse KunstRAI wordt altijd met een bezoekje vereerd. Staatsreizen
zijn wat haar betreft niet compleet zonder een gedegen cultureel programma.
En om te ontspannen van haar drukke werkzaamheden gaat ze elke donderdag
trouw naar haar atelier, waar zij van Tony van der Vorst beeldhouwles krijgt.
Toen zij nog prinses was, volgde Beatrix met veel plezier lessen bij de
vorig jaar op 98-jarige leeftijd overleden beeldhouwster Charlotte van Pallandt,
die in de jaren zestig het zo omstreden monument voor koningin Wilhelmina
ontwierp. Of onze vorstin net zulke krachtige portretten maakt als Van Pallandt,
of zulke sensuele vrouwfiguren boetseert als haar docente Van der Vorst,
houdt zij echter voor haar onderdanen verborgen.
De Koningin exposeert haar werk nooit. Niet omdat het slechts gefröbel zou
zijn en de toets der kritiek niet zou kunnen doorstaan. Integendeel. De
Majesteit maakt zo wordt gefluisterd conventionele, degelijke beelden. Maar
ze houdt haar kunst, die zeer persoonlijk is, liever voor zichzelf.
Bij een groot publiek is eigenlijk alleen het beeldje van Jantje Beton in Madurodam bekend, dat zij in 1973 vervaardigde. En wie ooit het nieuwe
Tweede Kamer-gebouw in Den Haag heeft bezocht, heeft wellicht het Appeltje van Oranje opgemerkt dat zij in 1992 op verzoek van de Haagse beeldend kunstenaar
Auke de Vries voor het kunstwerk Nederland, land aan zee maakte.
De Vries herinnert zich de samenwerking als bijzonder prettig. "De Koningin
was onmiddellijk enthousiast. Ook toen ik haar in een later stadium weer
vroeg iets te maken (een wimpel aan een bal waarop een strofe van het Wilhelmus
is geschreven), zei ze meteen ja. Ze vindt zoiets heel spannend."
De Hagenaar heeft de vorstin nooit op haar atelier bezocht. Wel is hij eens
in Huis ten Bosch geweest, dat "royaal is gevuld met eigentijdse kunst".
Het doet hem goed dat de Koningin zo oprecht geïnteresseerd is in de beeldende
kunsten. "Het is nu eenmaal een kwetsbaar gebied, dat bescherming behoeft.
Ik vind het heel bijzonder en belangrijk dat zo'n prominente vrouw zich
daarvoor inzet, er een lans voor breekt."
Beatrix doet regelmatig kunstaankopen. Daarbij let zij niet op de marktwaarde
of het aanzien van de kunstenaar. Hoewel zij af en toe kunstkenners zoals
dr. Simon Levie (oud-directeur van het Rijksmuseum) of Theo Scholten van
Museum Beelden aan Zee raadpleegt, koopt Beatrix alleen dat wat zij zelf
echt mooi vindt. Insiders zeggen dat de vorstin in de loop der jaren een bijzonder fraaie, zelfs
enigszins progressieve kunstcollectie heeft opgebouwd. "Ze heeft een goede,
uitgesproken smaak."
Omdat ze graag de mens achter het werk leert kennen, nodigt Beatrix kunstenaars
van wie ze iets aankoopt, soms uit op haar paleis Huis ten Bosch voor een
kopje thee. Het is hun dan ook gegund een blik te werpen op haar rijke verzameling.
Een groot voorrecht, want andere nieuwsgierigen houdt ze steevast buiten
de deur. De vorstin koestert haar collectie als strikt privé!
Wat er zoal bij Beatrix thuis aan de muur hangt, is dan ook niet bekend.
Degene die het ooit mochten aanschouwen, houden de lippen discreet op elkaar.
Toch is er wel een aantal namen van vooral jonge kunstenaars te noemen die
zich met zekerheid een plekje in Huis ten Bosch hebben veroverd. Zoals de
Rotterdamse schilder Maarten Janssen, de Groningse Ellen Zwarteveen (van
wie zij in 1996 een doek aankocht waarop met grote precisie zes felgekleurde
vergieten waren geschilderd) en de Amsterdamse kunstenaar Paul Nassenstein.
Alle drie laureaten van de Koninklijke Subsidies voor de Schilderkunst.
"Ze koopt regelmatig iets tijdens de uitreiking van die prijzen", weet Nassenstein
(31). "Hoewel ze ook wel eens een jaartje overslaat als er niets bij is
wat haar bekoort, want ze koopt niet om het kopen." Van hem verwierf de
vorstin vorig jaar het olieverfschilderij Verkeerspel Show, een monumentaal doek waarop een klein clownsfiguurtje in een angstaanjagend
grote ruimte staat.
"Ik heb tien minuutjes met haar gepraat. Het was de tweede keer dat ik met
de subsidie werd onderscheiden. De eerste maal had ik de indruk dat de Koningin
niet zo gecharmeerd was van mijn werk. Ditmaal luisterde zij echter zeer
aandachtig. Vooral de technische aanpak, de verftoets en de kleurcombinaties
spraken haar aan. Ze vond het geheel goed geschilderd en intrigerend."
"Tijdens dat gesprekje zei ze overigens niets over een eventuele aankoop.
Ik hoorde pas later op mijn antwoordapparaat dat zij mijn werk had gekocht.
Natuurlijk ben ik apetrots. Zoiets spreekt toch tot te verbeelding. Het
is altijd prettig om iets te kunnen verkopen, maar het predikaat 'koninklijk'
krijgen is wel heel speciaal, vind ik. Het idee dat je werk een kroontje
draagt."
Ongetwijfeld zou menig museumdirecteur er een moord voor doen de collectie
van de vorstin te mogen exposeren. Het zou geheid een publiekstrekker zijn.
Of het er ooit van komt? Wie zal het zeggen. Misschien maken onze achterkleinkinderen
de opening van het Koningin Beatrix-museum in kasteel Drakensteyn nog mee.
|