Haagse
verpleegster Lucy de B. schoolvoorbeeld van Moeder-Teresasyndroom
MOORDENDE OPOFFERING
door Marjolein Hurkmans
IEDEREEN is dol op die ene verpleegkundige.
Ze is altijd bereid haar diensten om te ruilen, blijft
na werktijd hangen om haar collega's te helpen en
al voelt ze zich nog zo beroerd, ze zal nooit verzuimen.
Ze is de ideale hulpverleenster, de heldin van het
hospitaal. Althans, tot ze doordraait en haar patiënten
gaat koeioneren, mishandelen of zelfs vermoorden.
Het Moeder-Teresasyndroom noemt voormalig verpleegster
Paula Lampe dat. De Haagse officier van Justitie,
belast met de zaak van de Haagse verpleegkundige Lucy
de B. die verdacht wordt van minstens vier moorden,
zag voldoende aanknopingspunten in haar boek over
dit fenomeen om het vermoeden uit te spreken dat de
verdachte lijdt aan dit syndroom.
SOEST - "Ik ga niet zeggen dat Lucy
de B. het Moeder-Teresasyndroom heeft", zegt Paula
Lampe. De voormalig verpleegster deed onderzoek naar
extreem hulpverslaafde hulpverleners en schreef daar
ook een boek over. "Iemand is pas schuldig nadat de
misdaden bewezen zijn. De officier van Justitie heeft
'mijn' syndroom genoemd als mogelijk aanknopingspunt
voor de ontsporing van Lucy en ik kan wel zeggen dat
uit wat ik tot nog toe over deze mevrouw heb gehoord,
ze inderdaad precies in het plaatje past. Zo zou ze
een problematisch verleden hebben, liegen en manipuleren
en was ze telkens erg overstuur als een van haar patiënten
overleed. Dan had ze zelf ook opvang nodig."
Paula Lampe is zelf 30 jaar lang
verpleegster geweest en zag in de praktijk collega's
die dwangmatig met hun werk bezig waren en waarbij
het wachten was op de 'man met de hamer'. "In feite
was ik er zelf ook een voorbeeld van. Op mijn 50ste
was ik volledig op. De verpleging is keihard werken.
Al snel kwam ik er achter dat ik niet de enige was
die opbrandde. Er bleken nauwelijks verpleegkundigen
van boven de 50 te zijn. Ongeveer tegelijkertijd kwam
de zaak van Martha U. aan het licht, de ziekenverzorgster
die veroordeeld werd voor de moord op vier bejaarden,
maar verdacht werd van negen misdaden. Ik raakte erdoor
geïntrigeerd en terwijl ik al het nieuws over Martha
volgde, ging ik mezelf afvragen waarom ik 30 jaar
lang mezelf zo had uitgesloofd. Waarom verpleegsters
en andere hulpverleners dat überhaupt doen, want er
zijn er heel wat zoals ik. Wat bezielt ons om dag
in, dag uit keihard te werken, de ene na de andere
rotklus te doen en alles opzij te zetten voor ons
beroep, net zolang tot we er letterlijk bij neervallen
of tot er een stop doorbrandt?"
Patroon
Om op die vraag een antwoord te
vinden, sprak Paula Lampe met honderden hulpverleners
(het MT-syndroom komt in alle takken van de hulpverlening
voor en is niet alleen voorbehouden aan ziekenhuispersoneel)
en langzaam begon ze een patroon te ontdekken. "Voor
sommige hulpverleners is het helpen en verzorgen een
levensinvulling", legt ze uit. "Ze halen al hun voldoening
uit hun werk, ontlenen er hun eigenwaarde aan. Vaak
gaat het om mensen die bijvoorbeeld weinig warmte
en liefde hebben gekregen in hun jeugd of die zich
als kind een buitenbeentje voelden. De waardering
die ze in hun werk krijgen, wordt voor hen onontbeerlijk.
Het is alles wat ze hebben."
"En de hulpverlening zit vol verleidingen.
Verleidingen om de held(in) te zijn of degene die
de touwtjes in handen heeft. Een brandweerman die
een vrouw uit een in vlammen opgaand huis redt, wordt
aanbeden, de verpleegster die dagelijks een zwakzinnige
patiënt verschoont is geliefd. Naar die euforie blijven
ze verlangen. Tegelijkertijd zijn ze boos en gefrustreerd
over de onvrede uit hun jeugd, het verdriet en leed
dat ze hebben meegemaakt en er is niemand die met
hen praat. Een privé-leven hebben ze niet en werkoverleggen
worden geschrapt als gevolg van de werkdruk. Ga het
maar vragen bij de hulpverleningsinstanties. Iedereen
heeft wel zo'n collega. Zo iemand die veel gedrevener
lijkt dan ieder ander en tegelijkertijd in een permanente
staat van onderdrukte woede lijkt te verkeren. Iedereen
in zijn of haar omgeving herkent het Moeder-Teresasyndroom,
kan het zien aankomen. Op de afdelingen waar ik ernaar
heb gevraagd, noemde iedereen dezelfde namen."
Boosheid
Ook zelf heeft ze ooit een afdelingshoofd
gehad dat de hele dag in de weer was en ondertussen
keihard zong. "Dat was ook zo iemand. Boosheid zit
in hetzelfde doosje als verlangen. En dat doosje gaat
iedere keer een stukje open als de hulpverlener in
een extreme situatie terechtkomt. Naast het verlangen
komt dan ook de boosheid naar buiten en op een gegeven
moment ontstaat er dan kortsluiting. De brandweerman
gaat zelf brand stichten, de verpleegster trekt de
polsbanden van een gehandicapte zo strak aan dat het
pijn doet, de arts laat patiënten extra lang wachten
in de wachtkamer. Het is die boosheid die de overhand
krijgt."
"Als gevolg van de werkdruk kunnen
de gedrevenen zich vrijelijk blijven 'opofferen'.
Er is steeds minder ruimte voor een professioneel
kader met bijvoorbeeld functioneringsgesprekken, die
duidelijk maken dat zorgen voor en verplegen van geen
levensinvulling is, maar een beroep zoals ieder ander.
In plaats van gestopt, wordt de overijverige hulpverlener
juist aangemoedigd. Leidinggevenden zouden die mensen
bij zich moeten roepen en moeten vragen of het wel
goed met ze gaat en of het niet verstandig is als
ze eens een paar weken vrij nemen. Maar dat gebeurt
niet, omdat de instellingen draaien op dit soort mensen.
Tot het dus fout gaat."
En met Lucy de B. ging het fout, net
als met Martha U. Goed fout zelfs, hoeveel mensen
haar 'inzet' met de dood moesten bekopen, is vooralsnog
niet duidelijk. Voorlopig is de rechtszaak zelfs uitgesteld,
omdat de politie hoopt met meer bewijzen te komen.
"Wat ik echter het ergste vind", zegt
Paula, "is dat haar achtergrond onbekend bleef in
het ziekenhuis toen ze daar werd aangenomen. Iemands
antecedenten worden niet eens gecontroleerd. Dat vind
ik schandalig. Er mag dan een tekort aan verpleegkundigen
zijn, maar dat is geen excuus. Te weinig verpleegsters
is minder erg dan patiënten verliezen als gevolg van
dwangmatig helpen."