AMSTERDAM - Opa's laatste kunstje
Geef 'm een ouwe fiets mee naar grote internationale toernooien, zegt zijn coach Geert Kuiper wel eens. Want als Rintje Ritsma zo nodig dag en nacht moet sleutelen, kan-ie beter daarmee lekker aan de slag dan met zijn schaatsen. Altijd op zoek naar perfectie, het tekent zijn karakter. Nimmer het hoofd buigen. Hoe hard er ook tegen hem aan wordt geschopt, hoezeer hij ook wordt afgeschreven. Een overlever. Friese koppigheid. Meer woorden dan daden.
Ook op zijn vierde Olympische Spelen, de laatste ditmaal, legt hij als 31-jarige de gedrevenheid van een debutant aan de dag. De afstand waarop hij zichzelf minder kansen toedicht dan op de vijf kilometer, noemt hij de 1500 meter van vandaag. Eén kans, minder dan twee minuten. Diep in zijn hart had hij vorige week zaterdag liever twaalfenhalve ronde geschaatst. Maar op die afstand liet hij, bij hoge uitzondering, tijdens het olympisch kwalificatietoernooi wél zijn kop hangen. En nu moet hij op de blaren zitten.
Het is 'm, meer dan hem lief is, de laatste weken door zijn ploeggenoten en coaches flink ingewreven. Ritsma heeft niets op de Olympische Spelen te zoeken. Ritsma kan niet overweg met de snelheid in de bochten. Ritsma heeft nog nooit een prestatie van formaat geleverd op een hooglandbaan. Ritsma is een allrounder.
|
Laatste kans op olympisch goud voor schaatsheld Rintje Ritsma.
|
Te oud. Te langzaam. Afgeschreven. Kansloos. Opa's laatste kunstje. Ook zoiets.
Conform de keiharde wetten binnen de ploeg wordt zelfs een grootheid van het kaliber Ritsma aangesproken op het vernietigende oordeel van de buitenwacht. Plaagstoot hier, lullige opmerking daar, vooral assistent-trainer Jac Orie is er een meester in. Tast Ritsma aan in zijn enorme eergevoel en het komt goed. Natúúrlijk was het niet goed wat hij de laatste weken voor Salt Lake 2002 liet zien. Alsof-ie dat zelf niet weet. Maar om zo vreselijk afgemaakt te worden als Bob de Jong na zijn desastreuze vijf kilometer, nee, dat nóóit. En genoegen nemen met negentig procent, dat is zijn eer te na. Dus ging hij weer aan de slag. Gedreven door de onderhuidse drang het ongelijk van de sceptici te bewijzen.
Buigen. Stellen. Half millimetertje naar links, half millimetertje naar rechts. Oude schoenen. Nieuwe schoenen. En toch maar weer terug naar de oude schoenen. Altijd op zoek naar perfectie. Altijd op zoek naar het juiste gevoel. Nooit is het goed wat er onder zijn voeten zit.
Buigen. Stellen. Ritsma weet dat het helpt, dus wijkt hij niet van dat patroon af. Zelfs een dag voor de race wordt de gereedschapskist nog geopend, ook al heeft Kuiper hem nog zo vaak gevraagd tenminste een paar dagen de stand van zijn ijzers niet te wijzigen, om zodoende tenminste een vaste uitgangspositie voor de trainingen te hebben. Of om eens te kijken of hij wellicht iets aan zijn lichaamshouding zou moeten doen.
Ritsma hoort het aan. Denkt er het zijne van. En pakt zijn gereedschap.
Het sleutelen neemt zoveel van zijn tijd in beslag, dat de training er soms zelfs bij in schiet. Staat er duurwerk op het programma, loopt-ie weer eens te pielen. Bochtje hier, startje daar, en voorbij is de tijd. Het gaat Ritsma maar om één ding: de juiste afstelling vinden om zijn oerkrachten over te kunnen brengen op het ijs. Die 1500 meter kan-ie overbruggen. Geen probleem. Openen in 23-hoog, 26,0, 27,0, 28,0. Reken maar uit. Paar honderdsten er af, en je zit onder een eindtijd van 1.45. Schrijf maar op, zei hij tegen Kuiper.
Hij kan het. Hij weet het.
In de derde groep start hij, na de dweil, maar voor de topfavorieten. Nogal logisch, met een beste seizoentijd van 1.48,80 - nota bene gereden tijdens het olympisch kwalificatietoernooi in Heerenveen - en een bescheiden elfde plaats in het Wereldbekerklassement. Maar op de Spelen maakt dat niet uit. Laat de tegenstander maar eens nadenken over zijn tijd. Kijk maar naar Gerard van Velde. Wie had hem de derde of tweede plaats toegedicht? Laat staan de eerste? Niet dat hij zich blind staart op het succes van zijn ploeggenoot. Niet normaal. Prachtig. Maar wat heeft hij d'r nou eigenlijk helemaal aan?
De knokker Ritsma vecht zich terug, verzekert hij. Door de omstandigheden gedwongen wordt het, anders dan in Nagano het geval was, vandaag een kwestie van uitdelen in plaats van incasseren. Vier jaar geleden sprak hij voor de magische mijl slechts één wens uit: als er maar niet onder de 1.48 wordt gereden. Söndraals tijd, in de rit daarvoor: 1.47,87. Nu wordt het zijn beurt uit te delen.
1.45. Moet kunnen.
Buigen. Stellen. Buigen. Maar nooit barsten.