De Telegraaf-iDe KrantNieuwsLinkSportLinkDFT.nlDigiNieuwsCrazyLife
za 17 november 2001  
---
Nieuwsportaal
---
Uit de krant 
Voorpagina Telegraaf 
Binnenland 
Buitenland 
Telesport 
Financiële Telegraaf 
Archief 
ABONNEER MIJ 
---
En verder 
Begroting 2002 
De prins en Maxima 
Over Geld 
Fiscus 2001 
Scorebord 
Auto op vrijdag 
Filmpagina 
Woonpagina 
Reispagina 
Jaaroverzicht 
---
Ga naar 
AutoTelegraaf 
Reiskrant 
Woonkrant 
VacatureTelegraaf 
DFT 
CrazyLife 
Weerkamer 
Al onze specials 
Headlines 
VS onder vuur
---
Kopen 
 Speurders 
Veilinghal 
ElCheapo 
Siteshopper 
---
Met Elkaar 
Chatweb 
Vertel 
Cybercard 
Netmail 
Nice2Meet 
---
Mijn leven 
Vrouw & Relatie 
AstroLink 
De Psycholoog 
---
Contact 
Abonneeservice 
Adverteren 
Mail ons 
Over deze site 
Bij ons werken 
[terug]
 D E   T E L E G R A A F   T E L E S P O R T 
 
  Daviscupcaptain Tjerk Bogtstra
altijd recht door zee

   
 

TILBURG - Na (te) lang aarzelen ging de Nederlandse tennisbond (KNLTB) begin dit jaar in op de wens van de spelers van het Daviscupteam en vroeg Tjerk Bogtstra de nieuwe teamcaptain te worden. Het jawoord van de Tilburger was het startsein voor het succesvolste Daviscupjaar uit de geschiedenis van de KNLTB, die zijn vlaggenschip pas in de halve finales van de landenstrijd zag stranden. De debuterende teamcaptain veroverde dankzij zijn succesvolle werkwijze een vaste plek in de KNLTB-haven en staat - op verzoek van de vrouwen zelf - met ingang van komend jaar ook aan het roer van het Nederlands Fedcupteam. Dat Bogtstra (35) ondanks deze overdosis aan tennis nog genoeg aandacht heeft voor 'de overige zaken des levens', blijkt uit onderstaande monoloog.

"Het was misschien een beetje naïef, maar toen ik ja zei tegen de klus als Daviscupcaptain, deed ik dat met in mijn achterhoofd de gedachte het hele jaar door te gaan. Natuurlijk, ik was aangenomen voor één duel en als we van titelverdediger Spanje hadden verloren, had ik op zoek gekund naar een andere baan. Maar daar heb ik eigenlijk nooit over nagedacht. Ik ging er absoluut vanuit dat we Spanje zouden verslaan, ik begin niet aan een toernooi om er in de eerste ronde al uit te vliegen.

Zo'n Daviscupweek maakt me scherp, dan ben ik enorm gefocust op alles en iedereen in en rondom het team. Ik vind het lekker om continu in de omgeving te zijn van topspelers. Die constante druk van het werken op hoog niveau, steeds het uiterste uit een speler halen. Maar ook alles eromheen moet goed functioneren; ik wil me nergens aan storen. Daarin ben ik echt een Pietje Precies, het liefst zou ik alle touwtjes in handen nemen. Het stoort me al als er ergens een tribune niet recht staat. In de hal in Eindhoven bleek de ene kant van de tribune verder van de baseline te staan dan de andere kant. Dat soort zaken zie ik, dan denk ik gelijk: hoe zit het met de mensen die kaartjes voor deze plaatsen hebben gekocht? Ik vind het vreselijk als mensen 75 gulden betalen en er dan in de hal achter komen dat ze de wedstrijden niet goed kunnen zien.

Natuurlijk ben ik in de eerste plaats verantwoordelijk voor het functioneren van het team, maar ik voel me ook gedeeltelijk verantwoordelijk voor het goede verloop van een evenement. Mensen moeten drie prachtige topsportdagen hebben, het liefst met een perfect resultaat. Dat resultaat is in feite ook de enige toets voor een coach. Is het resultaat goed, dan vindt de buitenwereld al snel dat een coach het goed heeft gedaan. Maar een goede prestatie bestaat voor mij uit twee delen: het resultaat, maar ook de wijze waarop de ploeg heeft gefunctioneerd. Als het Daviscupteam een week optimaal functioneert, maar het resultaat is, zoals tegen Frankrijk, niet goed, dan ben ik - hoe lullig dat ook klinkt - toch tevreden.

Ik functioneer goed als ik veel verantwoordelijkheden bij de spelers kan neerleggen, veel dingen bespreekbaar kan maken. Maar er zijn momenten dat ik de lakens uitdeel: zo moet het, dit zijn de regels en daar houden we ons met z'n allen aan. Wanneer ik regels opleg, leg ik uit waarom ik dat doe; alleen dan worden regels namelijk geaccepteerd. Je kunt als coach wel botweg allerlei regeltjes bedenken, maar dat schiet niet op. En regels gelden net zo goed voor de coach als voor de spelers. Een van de regels binnen het team was dat niemand 'savonds het hotel zou verlaten. Dan ga ik dus ook niet op donderdagavond voor de wedstrijd nog even naar Hilversum, omdat ik zonodig met mijn gezicht op televisie moet. Op dat moment hoor ik bij de groep te zijn, dat is het enige dat telt.

Maar je moet spelers behalve regels ook eigen verantwoordelijkheid geven. Als we vijf uur per dag trainen, ben ik niet de persoon die het complete trainingsprogramma invult. Ik wil van een speler horen wat hij wil, wat hij aan extra training nodig heeft. Het zal mij niet gebeuren dat een speler mij op zondagavond komt zeggen dat-ie een lekkere Daviscupweek heeft gehad, maar toch eigenlijk wat meer op bijvoorbeeld zijn service had willen trainen. Dat is zijn eigen verantwoordelijkheid, daar moet hij zelf mee komen.

Natuurlijk ben ik als coach wel eens onzeker. Ieder mens heeft onzekerheden, ik dus ook. En onzekerheid is goed, het houdt je scherp. Maar je moet het niet tonen, dat is iets anders. Ik toon geen onzekerheid, maar ben het wel. Steeds weer die vragen: doe ik het goed, neem ik de juiste beslissingen, heb ik de juiste mensen om me heen? En ik probeer steeds weer het uiterste uit mezelf te halen, dat is heel belangrijk. Ik kan niet van andere mensen de volle honderd procent vragen als ik het zelf niet geef.

Eerlijk gezegd was de gedachte om Daviscupcoach te worden nooit bij me opgekomen. Toen ik in 2000 stopte als coach van Jan Siemerink, voorzag mijn planning er vooral in meer tijd bij mijn gezin door te brengen. Mijn gezin is heel belangrijk voor me, daar haal ik zo veel geluk uit. Alleen al het zien van mijn dochter; dat is zo mooi, het zet alles in de schaduw. Maar ik kan nu eenmaal niet leven van het kijken naar mijn dochter, er moet gewerkt worden. Als Daviscupcaptain ben ik in ieder geval niet meer zo veel op reis: 35 weken per jaar van huis was mij te veel. Ik haal veel te veel geluk uit het regelmatig zien van mijn vrouw en kind.

Ik ben, zoals dat heet, 'keurig' opgevoed. Mijn ouders vonden het belangrijk dat ik me wist te gedragen en goed met andere mensen wist om te gaan. Dat vind ik nu op mijn beurt ook belangrijk, ik kijk hoe andere mensen zich gedragen, hoe ze eten, hoe ze in de omgang zijn. Van mijn ouders heb ik het respect voor waarden en normen meegekregen. Omgang met mensen, het is zo belangrijk. Mijn moeder zat namens de VVD in de gemeenteraad, maar ze maakte iedere dag met evenveel plezier een praatje met de vuilnisman als met de burgemeester. Die hadden mijn moeder dan ook allebei hoog zitten en dat vond ik als kind prachtig om te zien. Het is een van de dingen die ik van jongs af aan heb meegekregen: je gedraagt je netjes naar mensen uit alle lagen van de bevolking.

Mijn moeder overleed toen ik 20 jaar was, dat was een enorme klap. Ik was enorm aan mijn moeder gehecht, had een heel emotionele band met haar. Veel meer dan met mijn vader, de band met hem was meer zakelijk. Toen mijn moeder overleed, wist ik echt even niet waar ik het zoeken moest. Er volgde een voor mij dramatische periode, want de hele situatie van thuis was na 20 jaar ineens verbroken. Daar heb ik heel veel moeite mee gehad.

Ik denk nog veel aan mijn moeder, zeker op belangrijke momenten in mijn leven. Vooral toen mijn dochtertje werd geboren, had ik iets van 'had ze dit nog maar even kunnen meemaken'. Ik weet zeker dat mijn moeder als oma een bepaalde trots over Annabel had uitgestraald. Of ze het wellicht vanaf een afstandje toch allemaal meemaakt? Ach, ik ben een realist, hang geen geloof aan. Ik weet niet wat er gebeurt na de dood, of er nog iets is. Ik heb ook nooit iets met 'het geloof' gehad, maar vind het tegelijkertijd wel mooi om te zien hoe andere mensen veel steun en kracht uit hun geloof kunnen halen.

Op de begrafenis van tennisser Menno Oosting werd door zijn zwager een zinnetje uitgesproken dat ik nooit meer vergeet. Tussen alle verdriet en ellende had hij voor zichzelf toch een positief punt in de dood van Menno weten te vinden: 'Nu ben ik in ieder geval niet meer bang om dood te gaan', sprak hij. Dat ene zinnetje speelt dagelijks door mijn hoofd, zo prachtig vind ik het.

De dood, ik ben er erg bang voor, juist omdat ik absoluut geen idee heb wat er na de dood gebeurt. Natuurlijk zou ik best willen geloven, maar ik ben zo'n type dat eerst het bewijs wil zien. Als dat op tafel ligt, wil ik geloven; niet eerder. Natuurlijk, ieder mens heeft zo nu en dan steun nodig, maar ik haal dat niet uit het geloof. Ik haal steun uit de mensen in mijn directe omgeving. Mijn gezin en goede vrienden, daar hou ik me aan vast; aan hen en aan mijn eigen ik.

Dit soort zaken is moeilijk bespreekbaar in de tennissport. Tennis is een heel egoïstische sport, waarbij de betrokkenen eigenlijk niet of nauwelijks met deze zware kost bezig zijn, maar zich volledig op zichzelf en hun eigen presteren concentreren. Soms heb ik wel moeite met spelers die zoveel met zichzelf bezig zijn, maar ik realiseer me tegelijkertijd dat een dergelijke leefwijze noodzakelijk is voor het bereiken van de absolute top. Topsport is geen sociaal gebeuren, er is geen ruimte voor sociale zaken. Als coach moet ik me realiseren dat ik een dienstverlenende functie vervul. Ik ben in dienst van de speler en moet hem niet lastigvallen met privé-zaken. In topsport lopen werk en privé langs elkaar, niet door elkaar heen.

Neem de huidige toestand in de wereld, die mag je als topsporter nooit aandragen als verklaring voor slechte prestaties. Dat protest van PSV, na het verloren duel tegen Nantes, vind ik dus echt bullshit. Alsof Amerika een stuk dichter bij Eindhoven dan bij Nantes zou liggen. Kom nou, Nantes heeft toch ook niet verloren. Kijk, als PSV een statement wil maken, moet het die wedstrijd gewoon niet spelen; had de ploeg de volgende dag waarschijnlijk applaus van de hele wereld gekregen en was de club echt niet bestraft hoor. PSV besloot echter wél te spelen; prima. Maar dan moet je de mouwen opstropen en niet achteraf de aanslagen als excuus voor de nederlaag aandragen. In topsport is geen plaats voor excuses.

Dat klinkt misschien hard, maar ik ben nu eenmaal zoals ik ben: recht door zee en duidelijk. Communicatie wordt bij mij met een hoofdletter geschreven, ik ben altijd bereikbaar voor de spelers en coaches en ik doe niet mee aan het sluiten van compromissen. Ik ben een evenwichtig persoon en als ik een mening heb, zal ik die zeker uiten. Dat verlangt mijn functie en ik hou er de mensen met wie ik werk scherp mee. Maar ik ga mezelf niet belangrijker maken dan ik het zelf voel. Coaches treden toch al te veel op de voorgrond als het goed gaat. Mijn rol in het geheel is misschien maar één procent. Maar dat is wel een heel belangrijk procent. Zonder die gasten kan ik het niet, maar ik heb wel aangetoond dat ik meer ben dan alleen de aangever van een handdoek en een flesje water."




 

zoek naar gerelateerde artikelen


za 17 november 2001

[terug]
     
© 1996-2001 Dagblad De Telegraaf, Amsterdam. Alle rechten voorbehouden.