Uitkeringen
Nederlanders
met een ww-, wao-, of bijstandsuitkering en 65-plussers gaan
er volgend jaar duidelijk minder in koopkracht op vooruit
dan mensen met een baan.
Verreweg
de belangrijkste oorzaak vormt de introductie van de nieuwe
arbeidskorting van maximaal 2027 op de te betalen belasting.
Terwijl de koopkracht van werkenden met een laag inkomen in
een groot aantal gevallen met zo n 8,5% stijgt, moeten personen
met een uitkering het met 3,5 tot 4,5% extra inkomen doen.
Bij gezinnen
met kinderen profiteren werkenden door de nieuwe combinatiekorting
nog eens extra ten opzichte van personen met een uitkering.
Het combineren van een baan met de zorg van kinderen levert
per persoon zo een voordeel van 304 op.
Met
de relatief lagere koopkrachtgroei voor uitkeringsgerechtigden
wil het kabinet inactieven bewust extra prikkelen om een baan
te aanvaarden. Daarnaast wordt met de introductie van de arbeidskorting
ook het probleem van de zogenaamde 'armoedeval' verminderd.
Nu gaan immers veel mensen die van een uitkering naar betaald
werk stromen er nauwelijks op vooruit doordat zij vervolgens
direct gekort worden op allerlei inkomensafhankelijke regelingen
zoals huursubsidie, vergoeding voor kinderopvang en kwijtscheldingsregels.
Bij 65-plussers
werkt naast de arbeidskorting ook de nieuwe schijfindeling
voor een aantal aow'ers enigszins nadelig uit. Aow'ers met
een aanvullend pensioen van 35.000 tot 40.000
komen straks met de top van hun inkomen net in de derde schijf
van 42%, terwijl zij tot nu toe in de lage tweede schijf belasting
betaalden. De koopkrachtgroei voor deze groep blijft daardoor
beperkt tot zo'n 2%.
Een
groot extra voordeel hebben daarentegen 65-plussers die een
partner hebben die nog geen 65 is en geen inkomen heeft. Door
de nieuwe vaste heffingskorting krijgt de jonge partner een
veel hogere heffingskorting, waardoor het gezinsinkomen gemiddeld
met 7,75% toeneemt. Wanneer de partner 65 wordt, verdwijnt
dit voordeel echter weer en resteert per saldo nog slechts
een koopkrachtplus van 3,25%.
|