KLEIN-ZUNDERT - Als begenadigd baanrenner veroverde Jelle Nijdam een prominente plaats in het peloton. Gevreesd waren zijn prologen en krachtsexplosies, die hij uit zijn kogelronde billen en massieve bovenbenen kon persen. Als gereputeerd tijdrijder slaagde de tempobeul uit Zundert er zelfs in om klassiekers als de Amstel Gold Race en Parijs-Tours te winnen. Op zijn palmares schitteren zes Tour-etappes. In dertien jaar beroepsrenner won hij 75 keer. Tegenwoordig zit 'Snelle Jelle' achter het stuur als ploegleider van Bloks Verzekeringen/Team Nijdam en verwondert hij zich over het weelderige klimaat waarin jonge renners in de watten worden gelegd. Zo wordt het schaarse talent dat er is vroegtijdig de nek omgedraaid.
|
Na een paar jaar rust, is Jelle Nijdam weer druk bezig om zijn hoofd boven het maaiveld uit te steken. In de rol van ploegleider geniet hij tegenwoordig meer van overwinningen dan in zijn eigen hoogtijdagen. "Als een van mijn renners wint, dan loopt het kippenvel over mijn rug."
|
Verblind door puberale verbeelding en ambitie wordt hij soms lastig gevallen met de meest aandoenlijke vragen. Die een spijkerhard antwoord krijgen. In zijn rol van ploegleider is Jelle Nijdam (38) geen man met wie je de kachel aanmaakt. Grijnzend: "Krijg ik de vraag om voor de verandering eens een keer een Spaanse etappekoers te rijden. Vind ik prima hoor. Dan rijden wij toch lekker vijf Belgische kermiskoersen achter mekaar. Het effect is hetzelfde. Al die weelde. Laten wij de wielersport toch vooral simpel houden. Keihard fietsen en vooral niet ouwehoeren, daar gaat het om."
De filosofie van een nuchtere Brabander, die zelf groot geworden is door vooral keihard te fietsen. Gedreven door de obsessie om beroepsrenner te worden, ging Nijdam op zijn zestiende van school. "Overal waren kinderen aan het voetballen. Als ik nu door Klein-Zundert rij, staan de velden leeg. Er staan twee doelen, er ligt een prachtig veld. Maar waar is de jeugd? In mijn tijd ging de discotheek om half één dicht. Nu gaan ze niet meer slapen."
De bezorgdheid klinkt door in zijn stem. "Als ik naar de lichting kijk, die nu in het peloton de dienst zou moeten uitmaken, dan moet ik helaas vaststellen dat er bitter weinig terecht is gekomen van het Rabobank Wielerplan. Ze zijn het even kwijt. Ik heb Coen Boerman een tijdrit in België zien winnen, Bobby Traksel wint op zijn 20e Veenendaal-Veenendaal. Het waren wel geen grote wedstrijden, maar geven de burger moed. Als je als renner 27 bent, ben je nog jong."
In zijn carrière, die dertien jaar duurde, won hij 75 wedstrijden, waaronder de Amstel Gold Race (1988), Parijs-Tours (1989) en zes Tour-etappes. Financieel onafhankelijk en niet van plan om risico's met zijn lichaam te nemen, besloot hij in een Belgische kermiskoers om abrupt te stoppen. "Ik reed in Stekene en ben zomaar afgestapt omdat ik al een hele tijd niet meer kon meekomen. Nu ben je nog een jonge coureur op je 33e, maar toen lag dat anders. Om allerlei trucs uit te halen, zag ik niet zitten. Ik besloot om twee jaar niets te doen. Daarna zou ik mijn hobby (lees passie) weer oppakken. Toen kwam de bank langs. Aandelen, opties, dat was wat voor mij. Ik kocht voor 25.000 gulden opties en verdiende in drie maanden twee ton. Dan krijg je de smaak vanzelf te pakken. Ik zat de hele dag voor de tv met lasogen de beursberichten in de gaten te houden. Het geld was ook zo weer op. Einde avontuur. Simpel."
Als assistent-ploegleider onder Egbert Koersen kwam hij tot de ontdekking wat winnen voor hem betekende. Zo blij als een van zijn renners als eerste over de streep vloog, was hij in zijn carrière nog nooit geweest. Na een mislukt debuut met Cycling 2000 gaf Nijdam zichzelf in januari van dit jaar twee dagen de tijd om met een alternatief te komen. Via Rini Wagtmans kwam hij in contact met Cor Bloks, eigenaar van een verzekeringskantoor in Breda. "Bij Cycling 2000 ben ik in de maling genomen door twee zakenmensen, van wie ik dacht dat ik hun achtergronden kende. Alles kon. Na twee maanden heb ik het bestuur bij elkaar geroepen en geëist dat alle papieren op tafel zouden komen. Weet je wat er was? Niets. Alleen openstaande rekeningen en een ton schuld. Zij wilden in vijf jaar tijd een grote profploeg. Wie wil dat niet? Dat willen wij toch allemaal."
De strooptocht naar sponsors kwam door het slechte tijdstip uiterst ongelegen. Het seizoen stond voor de deur, zijn amateurs zouden niet te lang meer willen wachten. "Ik dacht: wat nu? Het lukt me nooit. Cor Bloks was een lot uit de loterij. Hij wilde van onderaf beginnen. Een nieuwe vereniging, nieuwe fietsen, kleding, een eigen website, noem maar op. Wij zijn met niets begonnen, maar inmiddels hebben we via-via al een paar leuke sponsors erbij. Het loopt zo goed dat wij zelfs een sponsorcommissie hebben opgericht. Met Bloks, die altijd meegaat naar de koers, doe ik het management. Mijn vrouw Annet bemant het secretariaat."
In de kleine wedstrijden scoorde Bloks Verzekeringen/Team Nijdam inmiddels acht keer. De bonte verzameling van vijf Australiërs, twee Britten, zeven Belgen en de rest Nederlanders (13) wordt door Nijdam en zijn boezemvriend Michel Cornelisse, ook een oud-renner, begeleid. Zonder poespas of opsmuk.
Nijdam: "Wij doen gewoon, rustig, kalm, zonder super stress. Aan de uitstraling, de houding en de levenswijze zie je snel genoeg of je talent in huis hebt. De mix van al die nationaliteiten blijkt in de praktijk heel goed te werken. Onze Australiërs zijn naar Europa gekomen om te slagen als wielrenner. Anders moeten ze terug naar de bush. Zij wonen met zijn zevenen in een vakantiehuisje in het park Patersven in Wernhout. Hebben wij voor ze gehuurd. Australiërs geef je een fiets en dan is het altijd goed. De bovenbuis hoeft niet een halve millimeter langer te zijn. Voor hun is het geen probleem als er een keer geen soigneur meegaat. Dan smeren zij zelf hun benen in. Daar is nog nooit iemand slechter van geworden. Bij sommige ploegen is alles tot in de perfectie geregeld. Bij ons ben je dan aan het verkeerde adres. Maar word je wel gehard voor de zwaarste sport die er is."
Daarom heeft hij moeite met de weelde waarmee bijvoorbeeld de junioren van de Rabobank worden omringd. Peperdure fietsen, een prachtig programma, complete verzorging, het zal allemaal wel. Maar ook Jelle Nijdam ziet elke dag de praktijk en die wijst uit dat er van alle mooie plannen bitter weinig terecht is gekomen. Nog altijd wacht wielerminnend Nederland op de opvolgers van Erik Dekker en Michael Boogerd.
"Als Tom Boonen bij de Rabobank had gereden, was hij nooit tweede in Parijs-Roubaix geworden. Bij de Rabobank worden die jonge gasten veel te afhankelijk opgeleid. Schema's, hartslagmeters, allemaal wetenschappelijk prima verantwoord. Ik maakte mijn eigen schema's, maar als ik de kans had, dan vloog ik erin. Wat nou ploeg? Ik reed voor mijzelf. Er is talent genoeg, maar je moet het wel eerst zelf doen. Al die moeilijke verhalen. Wat moet je ermee? Daar moet je je niet blind op staren en zeker niet achter verschuilen. De angst om teveel te doen is groot. Twee dagen achter mekaar koersen kan al helemaal niet. Dan worden ze moe. Maar dat kan makkelijk. Zo word je sterker. Hoe wil je anders in hemelsnaam ooit de Tour rijden? Dat is 21 dagen achter mekaar een beetje doodgaan. En dan die luxe. Jochies van 16, 17 jaar die nu al niets tekort komen. Een opleiding voor softie. Ze hebben alle verwennerij al gehad voordat ze prof worden. En dan begint het pas. Geloof me, dan begint het pas! Bij de jeugd moet je eerst leren verliezen. Pas daarna kan je leren winnen. Het is zinloos om altijd alleen maar voor anderen op kop te rijden. Wat is er mooier dan een keer maling aan de hele wereld te hebben en voor je eigen kans te rijden? Het is toch prachtig als een coureur die altijd voor anderen rijdt op een dag zegt: zo, en nu ben ik aan de beurt. Bij ons mag dat wel. Maar ze moeten het dan wel afmaken. Anders maak ik ze af."
Door die mentaliteit werd Jelle Nijdam een groot coureur. Wie hem nu hoort praten, proeft bevlogenheid bij de voormalig tempobeul, die in zijn glorietijd zijn overwinningen zo nuchter ontving. "Het is nog veel erger. Weet je dat ik nu veel blijer ben als één van mijn mannen wint. In principe ben je als ploegleider machteloos, maar op zulke momenten loopt het kippenvel over mijn rug. Bij ons staat de teller op acht. Die Australiërs doen het uitstekend. Sean Sullivan won voor ons Gent-Ieper, de Kattekoers. De eerste overwinning voor Bloks Verzekeringen/Team Nijdam. Maar zo geweldig mooi. De Australische mentaliteit bevalt prima. Die mannen zijn veel harder. We waren met een groep aan het trainen toen Manion Caleb viel bij een gangetje van vijftig kilometer per uur. Ik reed er achter, schrok mij dood. Nog nooit heb ik een renner gezien met zoveel schaafwonden. Bij Caleb was echt al het behang eraf. Hij wreef met zijn blote handen het vuil uit zijn wonden en stapte weer op de fiets. Die jongen komt er wel."
Op die momenten herkent hij zichzelf. "De Grote Prijs Eddy Merckx heb ik altijd willen winnen. Vond ik een aparte koers. Ik besloot om drie weken lang alles op alles te zetten. 's Ochtends 80 kilometer als een malloot achter de brommer, 's middags een kermiskoers in België van 150 kilometer als training. Op de grote plaat op kop, gaten dichtrijden. Zo heb ik mijzelf gehard. In de GP Eddy Merckx was ik in topvorm. Voor de laatste bocht schreeuwde Raas naar me dat ik een dikke halve minuut had en geen risico's moest nemen."
Pijnlijke stilte.
- Maar heb je de GP Eddy Merckx ook gewonnen?
Opnieuw stilte.
Nijdam: "Nee. Ik verloor met één seconde verschil van mijn ploeggenoot Frans Maassen."
Na een paar seconden breekt de grijns weer door: "Maar twee jaar later heb ik wel gewonnen."