AMSTERDAM - De Zweedse violiste Cecilia Zilliacus had voor haar concert in de internationale serie Rising Stars een programma samengesteld dat van meet af aan intrigeerde. Voor de pauze combineerde ze Beethovens dramatische Sonate opus 23 met de Sonate in e van de vergeten componist Sigurd von Koch. Ze besloot haar debuutrecital in de Kleine Zaal van het Amsterdamse Concertgebouw met de uitdagende sonates van Eugène Ysaÿe en Béla Bartók.
|
Zuiver muzikaal beschouwd heeft de jonge Zilliacus alles in huis. FOTOCREDIT>
|
Zuiver muzikaal beschouwd heeft de jonge Zilliacus alles in huis. Haar ideeën zijn origineel en komen recht uit het hart. Haar toon kan warm glanzen in de rustige passages en op heftige momenten briljant fonkelen. Wat nog ontbreekt, is een dwingend contact met het publiek. Nu kostte het haar moeite in de langzame sonatedelen haar rijke klank te onderbouwen met een continu doorstromende puls en zo de luisteraars bij de les te houden.
In de snellere delen was Zilliacus fascinerend. Beethovens openingsthema klonk als een gepassioneerd, zeer persoonlijk verhaal. Maar na haar onstuimige ontboezemingen bleek de violiste nog een heel ander register in petto te hebben. Ze beschouwde haar vertelling nu van een afstand en deed een tikje gereserveerd een stap terug zodat een ander, boeiend perspectief kon ontstaan.
De sonate van Sigurd von Koch, de grote onbekende op het programma, mag weer in de kast. Hij waande zich in 1913, het jaar van de première van Le sacre, nog volop in de negentiende eeuw. Dat is op zichzelf geen bezwaar, maar met zijn vormeloze aaneenrijging van ideetjes en de schaamteloos onspeelbare pianopartij die hij bij die prietpraat heeft bedacht, maakt hij zich anno 2002 overbodig.
De Zweedse pianist Bengt-]ke Lundin, tot dan toe nog een gelijkwaardige partner van Zilliacus, had zijn toon in de razende akkoordpassages niet meer onder controle. Wie de pianopartij van Bartóks Eerste sonate zo overtuigend kan spelen als deze Zweed zou niet mogen sneuvelen in Von Koch. Ook Zilliacus had er wijzer aan gedaan deze componist te vervangen door een ander. Van matige noten kan zelfs een uitmuntend musicus geen meesterwerk brouwen.
Zilliacus kreeg haar Amsterdamse succes niet cadeau. Juist tijdens het intieme adagio uit Bartóks Eerste vioolsonate, toch eerder lied dan opera, speelden de toneellichten voor bliksem. De bijbehorende donder werd verzorgd door een trouwe schare hoesters, die met een onnavolgbaar gevoel voor contrapunt hun grootste blafkracht inzetten op de stilste momenten en in forse passages fijnzinnig zwegen.
Uitzending op 27 juni om 20.02 uur via Radio 4.