De Telegraaf-iDe KrantNieuwsLinkSportLinkDFT.nlDigiNieuwsCrazyLife
za 13 april 2002  
---
Nieuwsportaal
---
Uit de krant 
Voorpagina Telegraaf 
Binnenland 
Buitenland 
Telesport 
Financiële Telegraaf 
Archief 
ABONNEER MIJ 
---
En verder 
De euro 
PC Thuis 2001 
Begroting 2002 
De prins en Maxima 
Over Geld 
Fiscus 2001 
Scorebord 
Auto op vrijdag 
Filmpagina 
Woonpagina 
Reispagina 
Jaaroverzicht 2001 
---
Ga naar 
AutoTelegraaf 
Reiskrant 
Woonkrant 
Vacatures 
DFT 
Privé 
 
Weerkamer 
Al onze specials 
Headlines 
Wereldfoto's 
Wereldfotos 
Reageer op 't nieuws 
---
Kopen 
Speurders 
De scherpste prijzen 
bij ElCheapo 
---
Met Elkaar 
Netmail 
Ontmoet elkaar 
bij Nice2Meet 
---
Mijn leven 
Vrouw & Relatie 
AstroLink 
Uw horoscoop vandaag 
De Psycholoog 
---
Contact 
Abonneeservice 
Advertentietarieven 
Mail ons 
Over deze site 
Bij ons werken 
Alle uitslagen, standen, programma's 
[terug]
 D E   T E L E G R A A F   T E L E S P O R T 
 
  Mark van Bommel: Eeuwige leerling

door Yoeri van den Busken

   
 

EINDHOVEN - Hij won eerst de bronzen schoen, daarna de zilveren. Onlangs werd hij door zijn collega's verkozen tot beste voetballer van de eredivisie. Morgen speelt hij zijn laatste topduel in de Nederlandse competitie. Komende zomer zal zijn vrouw een tweeling ter wereld brengen. Het symboliseert allemaal de persoonlijke groei. En dat proces houdt nooit op in het leven van een perfectionist. Mark van Bommel, bijna 25 en ongediplomeerd vedette.

Vergeet voor het gemak even de euforie die zich in Rotterdam heeft genesteld en denk aan de twintig seconden waarin PSV de kans op een UEFA-Cupfinale overdroeg aan Feyenoord. Wie oog had voor het sentimentele detail, was getuige van een fascinerend schouwspel. Nadat Mark van Bommel de bal in de bovenhoek had achtergelaten, koelde Bert van Marwijk zijn frustratie op een reclamebord. Indirect vervloekte hij als het ware zijn schoonzoon, die in de daaropvolgende minuten werd opgetild door een roes van onoverwinnelijkheid. "Ik speelde misschien wel het kwartier van mijn leven."

In dat ene kwartier kwamen alle kwaliteiten van de international samen. Hij denkt er nog vaak aan, vertelde hij op de dag dat Feyenoord zich ten koste van Internazionale plaatste voor de finale. Zijn vrouw Andra kon, logischerwijs, haar geluk niet op. Bij Van Bommel knaagt nog altijd het gevoel wat er gebeurd zou zijn als PSV op die donkere donderdag in De Kuip wel professioneel was geweest en de kansen had benut die de vormgever schiep.

Hij stelde zich al voor hoe het stadion in stilte zou leegstromen, hoe hij zijn schoonvader onder ogen moest komen, wat er de volgende morgen gezegd en geschreven zou worden. "Het schoot allemaal door me heen. Zelden heb ik een wedstrijd gespeeld waarin vreugde en verdriet elkaar zo snel afwisselden. Het zou míjn avond geweest zijn."

Nu droop hij in de verlenging bedremmeld af met een rode kaart. "Opeens was ik de schlemiel. Toen ik wegliep, dacht ik: je bent een grote klootzak."

"Ik had af kunnen rekenen met het beeld dat sommige mensen van mij hebben, maar heb het voor mezelf verpest en moet weer maanden knokken om het tegendeel te bewijzen."

(Telesport, mei 2001).

"Als ik naar oude tv-beelden van mezelf kijk, zie ik dat ik in fysiek opzicht duidelijk gegroeid ben. En het klinkt nu misschien stom, maar ik ben ook slimmer geworden. Ik weet dat veel mensen die rode kaarten tegen Bayern München, Kaiserslautern en Feyenoord steeds zullen oprakelen. Na de eerste, in Duitsland, heb ik geroepen dat het me nooit meer zou overkomen. Ik zal dat nu niet meer zo snel zeggen. Omdat ik besef dat het in mijn spel opgesloten zit. Ooit zal die vierde rode kaart ook wel volgen.

Ik heb een goed gevoel ontwikkeld voor het juiste moment om diep te gaan. In mijn eerste seizoen bij PSV bleef ik maar rennen en vliegen, ook als het niet kon. Als je naar PSV gaat, mag je niet praten over een leerjaar. Je moet er meteen staan. Vandaar dat ik graag iets wilde laten zien. Hoewel de drang naar voren er altijd zal blijven, ben ik inmiddels beter in staat mijn krachten te verdelen.

Soms speel ik zelfs tamelijk gereserveerd, waardoor het misschien lijkt dat ik er makkelijk over denk. Toch heb ik nooit een grote stap achteruit gedaan. Ik behield altijd mijn waarde voor het elftal en ben op die momenten in staat andere spelers beter te laten functioneren. De return tegen Leeds was bijvoorbeeld één van mijn beste wedstrijden sinds de winterstop. Onzichtbaar voor een leek, maar prominent aanwezig voor het team. Dát is progressie."

"Goede voetballers zijn soms vreselijk irritant."

(Telesport, 2000).

"Ik weet dat ik nog meer moet proberen mijn agressie te controleren. Wat ik niet snap, is dat buitenstaanders er steeds weer over beginnen. In Leeds heb ik misschien één of twee lichte overtredingen gemaakt en in die wedstrijd was het toch ook alles of niets. Ik vind de kritiek soms overtrokken; een fair duel wordt in mijn geval meteen een hard duel genoemd. Het mag niet de boventoon voeren, daarom zwijg ik tegenwoordig snel als iemand er opnieuw over begint.

Na de eerste competitiewedstrijd tegen Feyenoord, waarin ik veel duels met Paul Bosvelt heb uitgevochten, was ik de kritiek beu. Het is zo tegenstrijdig. Nadat het Nederlands elftal was uitgeschakeld, werd er geroepen dat de spelers mentaliteit en agressiviteit missen. In de Engelse en Spaanse competitie vinden we het prachtig. Toon je die eigenschappen in Nederland, dan word je afgemaakt. Niet dat ik hard ben omdat het wordt gevraagd, dat zou onzin zijn. Maar hier is een wedstrijd met alleen strijd en spanning, zoals de confrontaties met Feyenoord, gewoon niet goed genoeg. Terwijl ik dacht: er zat alles in.

Wat willen we? Mooi voetballen en alles verliezen? Als je slecht speelt en toch wint, moet iedereen toch tevreden zijn? Ik voetbal ook liever zoals in de wedstrijd tegen Heerenveen dan tegen FC Den Bosch. Verschillende wedstrijden, maar het resultaat is goed en dan ben ik in beide gevallen tevreden. Ik wil winnen en dat kan niet altijd door de sterren van de hemel te spelen. Ik vind dat Nederland die omslag moet zien te maken. Ook met lelijk voetbal moet je kunnen én willen winnen."

"Dan pakt-ie je op het trainingsveld even vast of praat met je. Voor mij zijn dat gevoelige momenten. Dat de grote Luc Nilis dat doet... Zo beschouw ik dat wel. Tegen Luc keek ik echt op toen ik in juli naar de eerste training kwam. Ik durfde amper met hem te praten."

(Telesport, mei, 2000).

"Ik heb het gevoel dat ik de laatste lichting heb meegemaakt van zo'n generatie die op een hiërarchische heeft leren knokken. Ik was net zestien, de jongste debutant in de eredivisie. Bij Fortuna waren Ruud Hesp, Randy Samuel, Anton Janssen, René Maessen en Huub Driessen de bepalende spelers. Ik zei in de kleedkamer goedemorgen, kleedde me om, pakte een zak met ballen en ging zwijgend naar buiten.

Op het veld mocht je alleen je mond opendoen zolang je goede dingen zei. Als je een weerwoord had, kreeg je een knal. Na de training pakte je opnieuw die zak met ballen of hesjes; douchen, omkleden en vooral luisteren. Daarna zei je goedemiddag en weg was je. Pas als de oudere spelers zagen dat je het zo accepteert en beleeft, dat je bereid bent offers te brengen, gaan ze met je aan de gang. Vanaf dat moment ben je bestand tegen de grote, boze voetbalwereld.

Je staat er niet bij stil. Je gaat mee en slikt alles. Ontgroening wil ik het niet noemen, maar het komt aardig in de buurt. Tegenwoordig hebben jongere spelers daar veel meer moeite mee. Als je nu iemand aanpakt, zeggen ze: 'Hé, doe eens rustig.' Vroeger kregen die spelers een schop en was de orde weer hersteld.

Het is best gek. Ik was 23 en net aanvoerder van PSV. Dan moet je tijdens zo'n trainingskamp een paar jonge talenten vertellen dat ze de koffers of de ballen moeten dragen, terwijl ik dat zelf altijd heb gedaan. Het stoort me wel eens dat het niet elke keer uit die jongens zelf komt; dat ze te weinig van zichzelf eisen. Uit ervaring weet ik dat het goed voor je is, dat je sterker wordt en daarom probeer ik dat over te brengen. Je zou kunnen zeggen dat ik ben geworden zoals mijn leermeesters waren. Niet dat ik die maatregelen nou toejuich, maar als er niet geluisterd wordt, moet er op het trainingsveld iets gebeuren.

Van een aanvoerder wordt verwacht dat hij zijn mening geeft. Waar ik me aan stoor, is dat mijn mening vaak wordt uitgelegd als een gebrek aan zelfkritiek. Ik praat nooit over een individu, altijd over het team. En dat team, daar maak ik ook deel van uit. Dus als ik kritiek lever op het team, lever ik kritiek op mezelf. Daarom snap ik die verwijten niet. Ik ben juist heel kritisch op mijn eigen prestatie. Ik ben moeilijk voor anderen, maar nog moeilijker voor mezelf. Erwin Koeman bracht het treffend onder woorden. Hij zei dat ik soms te veel eis van mezelf en daardoor misschien ook van het elftal. Zonder concessies te doen aan mijn perfectionisme, zal ik moeten beseffen dat het niet altijd reëel is."

"Ik liep naar binnen en wist dat ik alles, vooral de media, weer over me heen zou krijgen. Drie keer rood in Europees verband... Ik zag de krantenkoppen al voor me en dacht: waarom geef je die gasten de kans om het te schrijven?"

(Telesport, 2002).

"De voetballerij is een opleiding, alleen zegt niemand wanneer je eindexamen moet doen. Een school zonder standaardprocedure. Trainers, spelers en analisten zijn de leermeesters. Zij zien het spel en raken de kern. Willem Kieft is een keer heel kritisch geweest. Hij schreef dat ik hautain, als een gearriveerde vedette, vanuit de middencirkel stond te voetballen. Ik vond dat toen niet terecht. Later kom je elkaar tegen en dan praat je erover. Nu denk ik: helemaal ongelijk had hij ook weer niet. Ik kan daar wel iets mee, het werkt prikkelend. Verpakt in die kritiek zit een drijfveer. Dan vind ik het juist nog mooier om het tegendeel te bewijzen. En ik denk dat Kieft daar ook naar streeft.

Hoewel veel mensen er waarschijnlijk anders over denken, vind ik deze wereld misschien wel zwaarder dan de 'normale' maatschappij. Je bent publiek bezit. Als je een fout maakt in een bedrijf, word je daar intern op aangesproken en voel je je ook klote. Maar voetballers worden ook nog eens door pers en publiek aangepakt. Door het hele land in feite. Er komt veel meer op je af. Dan is het niet meer zo makkelijk om even de stad in te gaan.

Vrienden van mijn leeftijd studeren nog. Laatst zei iemand tegen me: 'Jij bent veel verder en volwassener dan ik.' Hij spijbelde af en toe nog. Ik leef al bijna tien jaar in die harde, confronterende wereld en kan nooit een baaldag nemen. Heb geleerd op eigen benen te staan en mezelf binnen het teambelang te profileren. Door hier en daar een misstap te maken, leer je meer dan van een mediatraining. Ik weet inmiddels wat ik moet doen en laten; en dan vooral dat laatste. Dát vergeten de mensen buiten deze wereld vaak. Het is moeilijk om je staande te moeten houden in een groep, want niets is zo gevaarlijk als een groep voetballers. Elke dag moet je op je hoede zijn. Zowel binnen als buiten de lijnen.

In het Nederlands elftal gaat het met mij nog niet zoals het zou moeten. Soms komt het er wel uit, vaak niet. Ik heb nu twaalf interlands gespeeld. Ook dat is een natuurlijk proces. Niemand vertelt hoe dat verloopt; dat voel en onderga je. Eerst word je een paar keer ontzien omdat je nieuw bent. Dan kom je op het punt dat ze zeggen: je moet presteren. Trainers, spelers en buitenwacht eisen dat. Ik kan me niet meer verschuilen. Ook dát is groei.

Er zijn niet echt momenten waarop je zegt: nu ben ik een stap verder. Is heel moeilijk aan te geven. Het gaat heel geleidelijk en soms iets sneller. Ik ben nog niet volgroeid. Alles kan beter, als je er maar in gelooft. Daarom kan ik ook niet tevreden zijn met wat ik tot dusver heb bereikt. Elk seizoen valt er iets te winnen. Tijd voor tevredenheid is er pas als ik ben gestopt."




 

zoek naar gerelateerde artikelen


za 13 april 2002

[terug]
     
© 1996-2002 Dagblad De Telegraaf, Amsterdam. Alle rechten voorbehouden.