VOORBURG - De Nederlandse economie toonde in maart nog geen duidelijke tekenen van herstel. De in de laatste maanden van vorig jaar ingezette verbetering van de industriële productie zette niet door, het producentenvertrouwen vertoonde geen stijgende lijn en het vertrouwen van de consument liep terug. De koopbereidheid daalde voor de derde opeenvolgende maand tot het laagste niveau sinds 1996.
Dat blijkt uit het maandelijkse conjunctuurbericht van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Een paar lichtpuntjes zijn er echter toch nog wel te ontdekken. Zo verwachten de ondernemers in de industrie voor het eerst sinds een jaar dat hun productie de komende maanden zal toenemen en is de inflatie in februari voor de tweede maand op rij teruggelopen.
Die inflatie speelt een belangrijke rol bij de loononderhandelingen,waar behoud van koopkracht veelal de minimumeis is. Het CBS constateert dat de cao-loonstijging vanaf 1998 steeds boven de inflatiemaatstaf ligt, in de periode van 1998 tot en met 2000 gemiddeld ruim 1%-punt. Ook in 2001 blijft die marge van ruim 1%-punt aanwezig, maar met één belangrijk verschil.
In de periode 1997-2000 groeide de arbeidsproductiviteit nog met gemiddeld 1% per jaar, waardoor de loonstijging niet volledig in hogere afzetprijzen hoefde te worden doorberekend. In 2001 is de stijging van de arbeidsproductiviteit echter omgeslagen in een daling. Dat stelt de werkgevers voor een dilemma: als zij de loonstijging niet volledig doorberekenen in hogere prijzen, gaat dit ten koste van hun winst. Maar doen ze het wél, dan verslechtert hun concurrentiepositie.