SCHIEDAM - Twee zaken brachten IHC Caland de afgelopen jaren opvallend in het nieuws: de geopperde afsplitsing van de scheepsbouwtak en de groeiende druk om te stoppen met het zakendoen in Myanmar (het vroegere Birma). Volgens topman Sjef van Doo-remalen kan van geen van beide sprake zijn, al had hij de Aziatische order nu niet weer binnengehaald. "Natuurlijk deugt dat militaire regime in Myanmar niet."
|
SJEF VAN DOOREMALEN
... afsplitsing scheepsbouw niet aan orde ... (Foto: Roel Dijkstra)
|
Het is stil achter de tafel. Van Dooremalen denkt lang na. Want heeft hijzelf ethisch een probleem met de Myanmar-deal? "Er zit een spanningsveld tussen wat je persoonlijk en zakelijk vindt", klinkt het uiteindelijk. "Mijn mening is dat overheden het terrein op dit vlak moeten afbakenen. Dat kan je niet op het bordje van bedrijven leggen. Het hoort bij de Europese Unie."
Van Dooremalen, sinds twee jaar topman bij IHC Caland, deelt met zijn opgestapte voorganger Aad de Ruyter tenminste een probleem: hoe om te gaan met de Myanmar-erfenis van Jan Diederick Bax. Het was Bax - tot 1999 president-directeur van IHC Caland - die de omstreden order in 1998 in de wacht sleepte. Dat betrof een leasecontract voor een olieopslag- en transportsysteem (FSO) met een looptijd van vijftien jaar. Opdrachtgever was Premier Petroleum Myanmar, dochter van het Britse Premier Oil, dat de FSO inzet bij de ontwikkeling van een gasveld voor de kust van Myanmar.
De deal deed en doet politici en mensenrechtenorganisaties steigeren. Zaken doen in Myanmar gaat immers niet zonder dat de junta in dat land meeprofiteert, is de overtuiging. Deze week nog riep het Birma Centrum Nederland (BCN) 89 provincies, gemeentes en bedrijven op IHC Caland te boycotten. En dat was bepaald niet de eerste keer dat het actiecomité in de aanval ging.
Van Dooremalen zit met de slepende affaire in zijn maag, al wil hij dat niet met zoveel woorden zeggen. "In de tijd dat het contract werd geaccepteerd, was de markt buitengewoon dun. Of we het nu weer zouden doen in deze drukke tijden? Wetende wat het internationale klimaat is, betwijfel ik dat. De hele aandacht voor sociaal verantwoord ondernemen neemt toe. Maar gedane zaken nemen geen keer. Wij kunnen niet zomaar onder het contract met Premier Oil uit. Dan zouden wij contractbreuk plegen."
De kritiek komt evenwel niet alleen uit politiek geëngageerde hoek. Ook in beleggerskringen groeit de weerstand tegen de IHC Caland-activiteit. Zo verkocht pensioenfonds ABP uit onvrede over het Schiedamse gedrag in 2000 zijn aandelenpakket en heeft ABN Amro vanuit 'zakelijke overwegingen' zijn belang van de hand gedaan. Eind vorig jaar schreven acht binnen- en buitenlandse institutionele beleggers bovendien een brief waarin zij in Myanmar actieve bedrijven waarschuwden dat overtredingen van internationale gedragsregels niet zullen worden getolereerd. Wordt IHC Caland de grond daardoor niet langzaamaan te heet onder de voeten?
"Als beleggers met de voeten gaan stemmen en het aandeel daardoor een discount krijgt, moet er een nieuwe afweging worden gemaakt. We zullen dan knopen tellen, er is immers iets zakelijk in je omgeving veranderd. Maar waar houdt het op? We sturen de majesteit naar China, en er zijn OECD-regels (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling, red.) om erop toe te zien dat bedrijven fatsoenlijk opereren in niet fatsoenlijke landen. Want natuurlijk deugt dat militaire regime in Myanmar niet."
De aandeelhouders hebben derhalve een machtsmiddel in handen en dat was eerder al van invloed op de strategische koers van het concern: de roep van een deel van de beleggers om meer focus en rendement deed IHC Caland twee jaar geleden in de richting van een afsplitsing van de scheepsbouwactiviteiten gaan.
Het was De Ruyter, de van Kvaerner gehaalde topman die Bax opvolgde maar amper een jaar later alweer op straat stond, die op de opdeling aanstuurde. Hij wilde zich concentreren op de lucratieve offshoremarkt. Deze activiteit is goed voor bijna 70% van de winstgevendheid en De Ruyter wilde met een partner in deze markt verder groeien.
Van Dooremalen, groot geworden in de scheepsbouwtak van IHC, wil van geen splitsing weten. "Dat is niet aan de orde. We waren in dat plan meer een ingenieursbureau geworden dat uren zou schrijven in plaats van de ondernemers die we nu zijn. Onze offshore-activiteit bestaat bovendien uit een groeiende leasevloot en dat betekent dat we moeten investeren. Om toch een redelijk aanvaardbaar rendement op het geïnvesteerd vermogen te behalen, houden we aan de scheepsbouw vast. Die activiteit vergt relatief weinig kapitaal."
Toch ziet ook de topman de winstbijdrage van de offshore in het totale concernresultaat de komende jaren alleen maar groeien. De oliewinningmarkt op zee is booming, waar de scheepsbouwactiviteiten in regenachtig weer blijven staan.
Een desinvestering is volgens Van Dooremalen echter pas aan de orde als er geen winstbijdrage meer van de scheepstak zou zijn. "Het moet wel een rendement blijven opleveren. Daar zijn met de werkmaatschappijen afspraken over gemaakt. Indien dit niet lukt, zullen we de wenselijkheid om deze activiteit voort te zetten, heroverwegen. Maar dat geldt bij ons voor iedere activiteit."