DEN HAAG - Voor het eerst bij de kruisverhoren in het proces tegen de voormalige Joegoslavische president Slobodan Milosevic ging het er gisteren hard aan toe.
Zowel de getuige, de Kosovo-Albanese mensenrechtenactivist Sabit Kadriu, als Milosevic werd herhaaldelijk tot de orde geroepen door de drie rechters van het Joegoslavië-Tribunaal.
Kadriu was het eerste slachtoffer dat zich tijdens zijn getuigenis voor het VN-hof rechtstreeks tot de Joegoslavische oud-president richtte. "Uw leger en politie doodden ongeveer 15.000 burgers", beet Kadriu Milosevic toe, terwijl hij hem strak aankeek.
Op een gegeven moment haalde Milosevic de Amerikaanse federale recherche FBI aan. Terwijl hij Kadriu ondervroeg over vermeende misdaden van de tegenpartij, het Kosovo-Bevrijdingsleger (UCK), repte Milosevic over de hulp die moedjahedien zouden geven aan het UCK. Maar volgens de getuige zijn er geen moedjahedien in Kosovo.
Milosevic zwaaide daarop met wat hij presenteerde als een FBI-rapport van vorig jaar, "van na 11 september". Daarin wordt wel degelijk gerept over de aanwezigheid van moedjahedien in Kosovo en andere delen van de Balkan.
(ANP)