AMSTERDAM - "Ik wilde op het hoogtepunt van mijn carrière doen zoals toen ik begon: voetballen om de liefde voor het spel. Eerst wilde ik de geldpremie voor het spelen van de Europacupfinale niet hebben, maar bestuur en spelers gingen daarmee niet akkoord. Nu zal ik het geld wel aannemen, maar ik geef het aan mijn broer. Hij is leraar in Joegoslavië. Hij verdient driehonderd gulden per maand en kan het geld goed gebruiken."
De gisteren overleden Velibor Vasovic (1939-2002) zei het na de eindstrijd in 1969, die Ajax met 4-1 verloor van AC Milan. De eretreffer kwam van de voet van Vasovic, die in 1966 ook al had gescoord in de eindstrijd tegen Real Madrid. Ook toen was hij, als speler van Partizan Belgrado, nog de verliezer (2-1).
'Vasco' was een pure liefhebber. "Een goed mens, voorbeeldige aanvoerder en fantastische verdediger", zet voormalig assistent-trainer Bobby Haarms de Joegoslaaf in één kernachtige zin neer. Vasovic maakte in '66 gebruik van een vrije transfer, wilde naar Duitsland maar weigerde een proefwedstrijd te spelen. Via een relatie van trainer Rinus Michels kwam hij bij Ajax terecht. Haarms: "Het was een Amsterdamse groep. Maar een groep die kwaliteit herkende. En dus werd Vasco meteen in de armen gesloten."
In zekere zin was het bijzonder zo'n bescheiden man in 1970 tegen het bestuur te horen zeggen dat hij aan het eind van dat seizoen zou vertrekken, maar dan wel met een Europa Cup in zijn handen. Vasovic hield woord en stopte, na 204 wedstrijden in het eerste elftal, op het hoogtepunt.
Niets vond de stijlvolle verdediger mooier dan afscheid nemen op Wembley, door hem betiteld als "het altaar van het voetbal". Een premie wilde hij wederom niet hebben. Het ging Velibor Vasovic altijd om het spel, niet om de knikkers. Hij behoort nu letterlijk tot het uitgestorven ras.
Yoeri van den Busken