ROME - Van de 183 landen die aan de VN-organisatie voor voedsel en landbouw FAO zijn verbonden heeft Nederland de afgelopen jaren de grootste vrijwillige bijdrage gegeven.

"Nederland noemen we altijd graag als voorbeeld. De meeste landen willen bij financiering van projecten alleen maar hun eigen vlag centraal zien staan, maar Nederland denkt in termen van internationale samenwerking en organisatie", aldus de Senegalese directeur-generaal van de FAO, dr. Jacques Diouf.

Van 1994 tot 2000 gaf Nederland $198 miljoen aan de organisatie die strijdt tegen de honger in de wereld. Daarnaast heeft Nederland ook een assistent-deskundigenprogramma voor de FAO ontwikkeld. Dat heeft in dezelfde periode 1994-2000 $35 miljoen gekost. Nederland heeft met professor Louise Fresco als hoofd van de landbouwafdeling bovendien een topplaats binnen de FAO.

Verleden jaar is de vrijwillige bijdrage van Nederland sterk teruggedrongen en heeft Italië bij de vrijwillige bijdrage de eerste plaats overgenomen. Wel zijn er de afgelopen tijd discussies geweest in Italië of het geld voor de FAO altijd goed terechtkomt. De honger in de wereld is toegenomen.

De FAO heeft er zelf ondanks alle inkomsten over geklaagd dat de doelstelling om de wereldhonger jaarlijks met 15 miljoen mensen te verminderen niet wordt gehaald. Ze zegt dat ze komt tot een vermindering van 6 tot 8 miljoen hongerlijders per jaar. Bij de komende topontmoeting in juni zal hier over gesproken worden. Diouf verwacht hier veel van. Hij gaat ervan uit dat er veel extra fondsen zullen vrijkomen en spreekt over een 'Marshall-achtig' plan, waar o.a. de wereldbank bij betrokken is.

Maar ook gaat er geld uit naar bijvoorbeeld het grote hoofdkantoor in Rome en het enorme aantal medewerkers dat bij de FAO betrokken is.

"Wat wil je? Natuurlijk kost het gebouw hier geld. De mensen moeten betaald worden, ze kunnen moeilijk zonder salaris leven. We hebben specialisten nodig en er zijn veel commissies. We willen hier de beste mensen uit de hele wereld hebben om de problemen zo goed mogelijk op te lossen", aldus Diouf. Er is ook over geklaagd dat het lang duurt voordat het geld op de plek terecht komt waar het gevraagd wordt. "Dat het lang duurt komt door de noodzaak om de uitgave te rechtvaardigen. Het is heel gemakkelijk om geld uit te geven, maar niet om het verantwoord uit te geven. Er moet streng worden gecontroleerd of het geld wel terecht komt op de goede plekken."

De laatste tijd is de FAO erg actief geweest in Afghanistan. "Dat land is natuurlijk erg belangrijk. Ik ben er zelf bewust niet heen gegaan. Ik kom zelf vanuit een ontwikkelingsland en weet dat het niet goed is als opeens alle verschillende hoofden van organisaties zich tegelijkertijd daar verdringen, terwijl het land er niet op is voorbereid. Mijn staf is er wel heengegaan.

We hebben daar vijftig lokale mensen in dienst en 18 uit andere landen. We vinden het altijd belangrijk om mensen uit de buurt zelf bij de projecten te betrekken", aldus Diouf.

zoek naar gerelateerde artikelen

za 2 maart 2002