AMSTERDAM - De uitkomsten van de parlementaire enquête over de bouwfraude zou wel eens kunnen leiden tot een woud aan regels. Dat vreest professor André Dorée van de Universiteit Twente. "Een verscherping van procedures en regels is het laatste wat we nodig hebben." Dorée is specialist op het gebied van aanbestedingsbeleid.
Met de parlementaire enquête wil het kabinet alle regels en de praktijk rond het aanbesteden van grote bouwwerken grondig tegen het licht aan houden. Nu heerst toch de gedachte dat de belastingbetaler door de bouw wordt bestolen. Maar er is weinig bewijs dat Nederlandse bouwers duurder zijn dan buitenlandse bouwers.
De enquête moet uiteindelijk leiden tot meer transparantie en lagere prijzen. Maar dat de bouwkosten door meer regelgeving en openbare aanbestedingen omlaag kunnen, is volgens Dorée een illusie. "Het tegendeel ligt meer voor de hand." Hij doet zijn uitspraken in het bouwblad Building Business, dat overmorgen verschijnt.
De slechte reputatie van de bouwwereld heeft er volgens Dorée de afgelopen jaren toe geleid dat overheidinstanties voorzichtiger zijn geworden en de kat uit de boom kijken. "Ze willen zich meer juridisch indekken, en de onderhandelingen over inhoud en prijs worden nog krampachtiger. Dat noem ik verantwoordingspaniek. Het kost tijd en geld en leidt niet vanzelfsprekend tot betere kwaliteit." De ervaring in Angelsaksische landen leert volgens Dorée dat de conflicten juist daardoor kunnen verharden. "Dikkere contracten scheppen meer twistpunten. Vooral juristen hebben daar profijt van."
In essentie moet aanbesteding concurrentie en optimale marktwerking bevorderen. Aanbesteding zou voor de overheid gunstiger offertes opleveren. Nadeel is volgens Dorée echter dat veiling van werk, wat aanbesteden in hoofdzaak is, de bouwbedrijven de financiële spankracht voor innovatie ontneemt. De kosten van het maken van offertes zijn volgens de bouwprofessor bovendien hoog en worden meestal onder tijdsdruk in elkaar gezet. Zo hebben de drie aanbiedende aannemers voor de bovenbouw van de hogesnelheidslijn gezamenlijk ruim €27 miljoen aan teken- en rekenwerk uitgegeven. Slechts één daarvan krijgt de opdracht.
Probleem is volgens Dorée bovendien dat bij aanbesteding geen producten worden vergeleken, maar beloftes. Beloftes die - "als het goed is" - pas later door de aannemer worden waargemaakt. "Bedenk daarbij dat die aanbieder die de grootste calculatiefouten in zijn nadeel maakt, ook de grootste kans heeft op het krijgen van de opdracht. In de huidige systematiek blijft bovenstaande problematiek buiten beeld. Het kabinet ziet aanbesteding en marktwerking los van de uitvoering van projecten."