BRUSSEL - Er is een bom gelegd onder de omstreden Belgische 'genocidewet' die het Jan en alleman mogelijk maakt politici voor de rechtbank in Brussel aan te klagen wegens misdaden tegen de menselijkheid, ongeacht de vraag waar die in de wereld hebben plaatsgevonden.
Het Internationaal Gerechtshof in Den Haag bepaalde gisteren dat het recht is geschonden toen België in het jaar 2000 een internationaal arrestatiebevel uitvaardigde tegen de toenmalige minister Yerodia van Congo. Deze had aangezet tot rassenhaat door de Tutsi's in Rwanda te omschrijven als 'menselijk afval en ongedierte'. De diplomatieke immuniteit die ministers van Buitenlandse Zaken genieten, kent echter volgens het Internationaal Gerechtshof geen uitzondering.
Ministers van Buitenlandse Zaken moeten vrijelijk kunnen reizen zonder de vrees te worden aangehouden, volgens het hof. Pas als ze geen minister meer zijn, kunnen ze worden opgepakt, maar alleen voor feiten die niets met het ministerschap te maken hebben.
Op grond van de Belgische genocidewet hebben Palestijnen de Israëlische premier Sjaron aangeklaagd wegens zijn lakse houding tijdens de bloedbaden van christelijke Libanese milities begin jaren tachtig in de vluchtelingenkampen Sabra en Sjatilla bij Beiroet. Daarop klaagde een groep joden de Palestijnse leider Arafat aan.
Het is de eerste maal dat het hoogste orgaan van de VN zich uitspreekt over de vraag hoever de immuniteit van ministers van Buitenlandse Zaken reikt.
Ze kunnen altijd in eigen land worden berecht en ook de internationale tribunalen voor ex-Joegoslavië en de volkerenmoord in Rwanda, die door de VN-veiligheidsraad zijn geaccordeerd, kunnen iedereen in de beklaagdenbank zetten.
Maar of de Belgen dat nu nog langer kunnen op basis van hun genocidewet, is sinds gisteren twijfelachtig geworden.