AMSTERDAM - Het mislukken van het Delta Lloyd Filmfonds, waarover de bankverzekeraar in een felle juridische strijd verwikkeld is met het betrokken productiebedrijf Pleswin, is terug te voeren op de deze week in de openbaarheid gekomen onregelmatigheden bij de bank. Dat is de stellige bewering van de betrokken filmproducent Leon de Winter. "De top van het concern is in paniek geraakt en als gevolg daarvan werd het filmfonds om zeep geholpen", aldus De Winter. Delta Lloyd wuift diens lezing weg: "Puur speculaties."
Uit de gisteren bekend geworden ingreep bij Delta Lloyd Bank na de ontdekking van onregelmatigheden bij verstrekte leningen, zou volgens De Winter blijken dat de bank zelf verantwoordelijk is voor het mislukken van het filmfonds. Dit in tegenstelling tot de financiële instelling die beweert dat productiebedrijf Pleswin van De Winter zijn plichten niet is nagekomen.
De Winter meent juist dat het plotselinge gedwongen vertrek van Christiaan Schneider, de direct verantwoordelijke directeur bij de bank, in de afrondingsfase van het project het eind van het filmfonds inluidde.
"Van de een op de andere dag verdween directeur Schneider van het toneel. Schneider was bij Delta Lloyd de geestelijk vader van het filmfonds. Hij zat als een spin in het web en was in tegenstelling tot de meeste bankvertegenwoordigers op de hoogte van de gang van zaken bij filmproducties. Maar in september 2000, vlak voor de presentatie van de prospectus van de film-cv, belde hij een afspraak af en liet vervolgens nooit meer iets van zich horen. Over de reden van zijn plotselinge opstappen heb ik tot de dag van gisteren nooit meer iets vernomen."
De producent heeft het sterke vermoeden dat het filmproject na de herplaatsing van Schneider is gaan zwerven binnen de bank. "De projecten van Schneider waren hoogstwaarschijnlijk besmet. Ik kan me voorstellen dat niemand binnen de bank zijn handen daar nog aan wilde branden, gezien de problemen die zich onder de verantwoordelijkheid van Schneider waren ontstaan. Het gevolg voor ons was, dat we in de maanden die volgden vrijwel uitsluitend te maken hadden met juristen van de bank. Die hadden een volstrekt andere insteek. Uiteindelijk achtten zij een kredietgarantie, verstrekt door Chase Manhattan, te risicovol om het project doorgang te laten vinden."
Ook Bram Moszkowicz, de raadsman van De Winter, beschouwt de ingreep van Delta Lloyd Bank als een mogelijke aanleiding om te stoppen met het filmfonds. "Het is in ieder geval een eventuele reden die zij nog niet eerder hebben ingebracht bij de procedure. Dat zullen wij dus maar doen", aldus de raadsman.
Delta Lloyd bestrijdt de lezing van De Winter over het stuklopen van het filmfonds. "Dit is klinkklare nonsens. Als we daadwerkelijk onder het project uitwilden, hadden we dat voor het uitbrengen van het prospectus kunnen doen. In plaats daarvan wierven we vierduizend klanten die we een fiscaal aantrekkelijke regeling beloofden. Eind december bleek echter dat het beloofde product niet geleverd kon worden, en moesten we onze klanten daarvan op de hoogte stellen", aldus een woordvoerder. De bankverzekeraar stelt bovendien dat de genoemde directeur niet de leiding had over het filmproject binnen de bank.
Delta Lloyd stelde vanaf het moment dat het filmfonds op 22 december 2000 werd ontbonden dat Pleswin onvoldoende garanties kon geven voor de vier geplande films. Hierdoor dreigden volgens de bank aanzienlijk negatieve fiscale gevolgen voor de vierduizend particuliere investeerders die gezamenlijk Hlf. 110 miljoen bijeen hadden gebracht ter financiering van de films.