De Taliban zijn nagenoeg verdreven, maar de islam blijft de leidraad voor de Afghanen, met alles wat er bij hoort. (Foto: De Telegraaf)
door Hans Kuitert KABOEL - Midden tussen ruïnes, aan de rand van Kaboel, bidt Anwar tot Allah. Voor deze doorsnee Afghaan zijn de wisselingen van de wacht in Afghanistan nooit van belang geweest.
"Ik erken alleen Allah en Mohammed is zijn profeet", zegt hij koranvast. "Het doet er niet toe wie de macht heeft. Dit is en blijft een islamitische land, zelfs de communisten konden dat niet veranderen."
Op veel plaatsen op aarde is opgelucht adem gehaald, toen de Taliban werden verdreven. De koranstrijders die Afghanistan vijf jaar met ijzeren hand bestierden waren aanhangers van een extreme interpretatie van de islam, die kon ontstaan uit de alom geldende conservatieve opvattingen in Afghanistan over het moslimgeloof. Religieuze vernieuwing is er altijd geschuwd. Dat zal onder de nieuwe, meer westers georiënteerde regering niet anders zijn. Afghanistan zal een islamitisch land blijven, dat zeker niet de weg zal gaan van Turkije, het moslimland waar staat en moskee van elkaar zijn gescheiden. "Wie dat hier ooit probeert, kan op een revolutie rekenen", zegt Anwar.
Mullah Ali Mohammed, die zich bepaald niet tot de Taliban aangetrokken voelde, plaatst voor een moskee in Kaboel een heldere kanttekening. "De Taliban waren bezig met uiterlijkheden die weinig met ons geloof te maken hebben. Baarden, geen muziek, vrouwen in chador, geen onderwijs voor meisjes, geen fotografie of films. Dat heeft met de koran niets van doen. Toch hebben velen hun bewind geaccepteerd, omdat zij ons terugbrachten naar de wortels van het geloof. Onder de moedjaheddien was er onveiligheid, was er strijd, werd de stad gebombardeerd. Alsof dat wel mag van de koran."
De terugkeer naar het geloof is niet door de Taliban veroorzaakt. Dat vond al plaats bij de val van het communisme in 1992, drie jaar nadat de Russen waren vertrokken. Ook toen was er sprake van uiterlijkheden. De verzetseskaders waren Kaboel nog niet binnengetrokken, of de vrouwen legden hun westerse kleding in de mottenballen, verscholen zich achter hun chador en mannen lieten baarden staan. Precies zoals het vier jaar later zou gebeuren, zij het meer onder dwang dan in 1992.
"In 1992 was dat spontaan, ook omdat iedereen wist dat de moedjaheddien heilige strijders waren in de oorlog tegen het communisme. De strijd die tussen hen ontbrandde ging niet alleen over de etnische balans in Afghanistan, maar ook om het herinvoeren van de islamitische leer", zegt de mullah.
Vrouwen
In ieder geval mochten de vrouwen blijven werken en bleven meisjes onderwijs genieten. Niettemin betekende de breuk met het communisme een terugkeer van de islamitische staat, die al onder koning Zahir Shah en zijn voorgangers begon te verbrokkelen. Het omarmen van een striktere naleving van de geloofsregels werd in 1992 door velen nog gezien als een reactie op het seculiere karakter van het communisme.
Een vaak vergeten aspect van deze heropleving van een conservatieve vorm van islam, voert terug op de omstandigheden waaronder de Afghaanse vluchtelingen moesten leven in het buurland Pakistan. Een vaak ongeletterde, goeddeels plattelandsbevolking met een aartsconservatief cultureel patroon. In de kampen, in ballingschap, werd hun behoudzucht extra aangescherpt, het werd hun enige houvast. In de moedjaheddien, en later in de Taliban, vonden zij een politieke en militaire voorhoede die hun cultureel bepaalde religieuze besef beschermde.
Daar zit nu ook de voornaamste angst. "Als de mannen van de koning hier komen", zegt Afzal, een oude man in de bazaar van Kaboel, "dan komen er westerlingen binnen. Die moeten niet denken dat ze ons de koran kunnen afnemen." Het is een dreigement, dat een historische basis heeft. In de jaren twintig van de vorige eeuw probeerde toenmalig koning Amanullah zijn land op te stoten in de vaart der volkeren, door te tornen aan het strikt islamitische karakter van het land. Hij werd afgezet.