AMSTERDAM - Na de Tweede Wereldoorlog is er geen jaar geweest waarin de economische groei zo drastisch is teruggelopen als in 2001. Nadat de voorspellers in de gouden jaren de 'boom' voortdurend onderschatten, vielen ze dit jaar over elkaar heen met neerwaartse bijstellingen van de verwachtingen. De onzekere factor in goede én in slechte tijden: de Verenigde Staten.
|
Amerikaanse consument in de rij voor een nieuw Nintendo-spelletje. (Foto: AP)
|
Vrijwel geen econoom zag de huidige dip in volle omvang aankomen. Het Centraal Planbureau (CPB) ging in de Macro-Economische Verkenning van 18 september jl. (na de aanslagen in de VS!) voor Nederland nog uit van een groei van 2% voor dit en volgend jaar. Inmiddels is die prognose gehalveerd. Wat hebben de economen van banken, universiteiten en onderzoekinstellingen stelselmatig onderschat?
Ten eerste de enorme verwevenheid van de Europese en de Amerikaanse economieën, stelt Fred von Dewall, directeur van het Economisch Bureau van de ING Groep. "Vroeger was dat veel minder. De situatie waarin de ene economie de andere uit het dal trekt, doet zich niet meer voor." Op grond van de definities die het gezaghebbende Amerikaanse National Bureau for Economic Research hanteert, bevinden de VS zich sinds maart dit jaar in een recessie. Von Dewall en de zijnen lieten die methode los op de eurozone, om te concluderen dat de recessie (traditioneel overigens gedefinieerd als twee opvolgende kwartalen krimp) in de eurozone per april een feit is.
Die enorme verbondenheid is overigens niet direct uit de handelscijfers af te leiden. Sterker nog: de autoriteiten in de eurozone hebben er altijd op gewezen dat 90% van 'hun' handel binnen die zone plaatsvindt. En van de goederen die buiten de grenzen van de EMU worden verkocht, ging er in de tweede helft van de jaren negentig niet meer dan ruim 13% naar de VS. De innige relatie vloeit dan ook niet voort uit de lading die containerschepen en vrachtvliegtuigen de oceaan overslepen. Die eer valt te beurt aan de enorme directe investeringen die Europese ondernemingen (voor Nederland zijn de VS het grootste investeringsland) in de VS deden en andersom, en aan de enorme vervlechting van de financiële markten. Het wel en wee van het Europese bedrijfsleven is steeds afhankelijker geworden van de prestaties van de Amerikaanse dochters. Voor het Nederlandse bedrijfsleven is de afzet in de VS via dochterondernemingen 14 keer zo hoog als de rechtstreekse uitvoer, zo heeft de Rabobank in Visie op 2002 becijferd.
Het elan van chartale euro ten spijt is het wel en wee van de Amerikanen dus van cruciaal belang voor de Europeanen; meer dan het gemiddelde economische model reflecteert. Maar dat is niet het enige. Ook de gezondheid van het Amerikaanse bedrijfsleven is volgens Von Dewall minder groot als het lean and mean-cliché ons wil doen geloven. "Tien jaar hoogconjunctuur heeft de ondernemingen in de VS lui en vadsig gemaakt." De bonussen voor het management zijn hoog, de marges van producten en diensten daarentegen laag. "De meeste Amerikaanse bedrijven zijn niet tegen een conjunctuuromslag van deze orde bestand", concludeert de ING-econoom. "De sanering is begonnen, maar duurt nog wel even. Maar áls de VS herstellen, dan gaat het snel. Het land is als een vulkaan. En dan profiteert Nederland als eerste."
Worden de ramingen van ING bewaarheid, dan zal 2002 als een bescheiden jaar de geschiedenis in gaan, met groeicijfers die in zowel de VS als de eurozone iets boven de 1% liggen.
Een hernieuwde 'uitbarsting' van de Amerikaanse vulkaan is vooral afhankelijk van het bestedingsgedrag van de consumenten in de VS. "Je krijgt dan een dubbel effect", benadrukt Henk Jager, hoogleraar internationale economische betrekkingen aan de Universiteit van Amsterdam (UvA). "Niet alleen trekt de productie weer aan, ook worden de voorraden weer aangevuld. In slechte tijden gebeurt het omgekeerde: de productie daalt én er wordt op de voorraden ingeteerd." De Amerikaanse consument laat zich echter niet gemakkelijk in een economisch model vangen. "Consumentenbestedingen zijn een black box. Er zijn geen keiharde elementen die aangeven waarom het aantrekt of juist niet." Het feit dat de beurskoersen de laatste maand redelijk stabiel zijn, is volgens Jager een goed teken. "De beurs loopt een half jaar vooruit op de reële economie. Maar garanties hebben we niet."
Wat betreft de verklaring van wisselkoersen zit de economische wetenschap volgens Jager "echt in een dip". "Met de oude verklaringen kunnen we bijna niks." Zo had de yen gezien de al tien jaar durende crisis in Japan veel lager moeten staan. Maar pas deze maand heeft de daling ingezet. Een fors betere Japanse concurrentiepositie zou de kwakkelende economieën van de VS en Europa slecht uitkomen. Maar ook hier is de werkelijkheid ingewikkelder dan de theorie. Jager: "Het vooruitzicht van een economische opleving zou wel eens bijzonder heilzaam kunnen zijn voor de psyche van de Japanner." En als die eindelijk eens zijn spaartegoeden aanspreekt, dan heeft de wereldeconomie er een motor bij. Al durft geen econoom zijn kaarten daar op te zetten.