LOS ANGELES - Reusachtige ijsbergen en een grote massa drijfijs verhinderen een grote kolonie Adéliepinguïns hun broedgebieden aan de zuidpool te bereiken, melden wetenschappers. De pinguïns trekken om deze tijd vanuit zee, waar zij zich met kril, vis en pijlinktvis voeden, naar Ross Island om eieren te leggen in ondiepe, met kiezelstenen omringde kuilen.
Satellietfoto's laten echter zien dat de kust van Cape Crozier, waar normaal zo'n 130.000 pinguïnpaartjes broeden, afgesloten is door ijsbergen en schotsen. De grootste ijsberg, B-15A, meet 5.439 vierkante kilometer, ongeveer de omvang van Cyprus.
De grote hoeveelheid drijfijs heeft de afstand van zee tot het broedgebied op sommige plaatsen dubbel zo groot gemaakt. In plaats van te zwemmen moeten de pinguïns nu een groot deel van de afstand lopend afleggen, wat vijfmaal zoveel tijd vergt.
De onderzoekers hebben geconstateerd dat er bij Cape Crozier beduidend minder Adéliepinguïns zijn dan anders, waarmee het voortbestaan van de kolonie, die al vanaf 1959 door de wetenschap wordt bestudeerd, in gevaar komt. De laatste jaren was de kolonie er juist op vooruit gegaan.
Een kleinere kolonie Adéliepinguïns bij het nabijgelegen Cape Royds zal helemaal niet in staat zijn jongen groot te brengen en een kolonie Keizerspinguïns bij Cape Crozier heeft dit jaar al geen jongen meer voortgebracht, zeggen de deskundigen die betrokken zijn bij het door de National Science Foundation gefinancierde onderzoek.
B-15A en een kleinere ijsberg, C-16, zijn in maart 2000 van de Ross-ijsbarrière afgebroken en geleidelijk aan naar de kust gedreven, daarbij wijzigingen veroorzakend in de patronen van wind en stroom.
(AP)