AMSTERDAM - De Amsterdamse rechtbank plaatst grote vraagtekens bij de aanvankelijke bereidheid van ABN Amro om aangifte te doen in de diamantfraudezaak. De getuigenverklaring van ABN-topman Rijkman Groenink, waarbij deze beweerde dat de bank van meet af aan van plan was om de zaak bij justitie aan te geven, neemt de rechtbank met een flinke korrel zout.

|
De rechtbank neemt de verklaringen van ABN-Amro-topman Groenink met een grote korrel zout.
|
"Het is de vraag of de werkelijkheid na november 1996 de zo stellige conclusie van de getuige Groenink wettigde dat de bank vanaf de aanvang 'zeker' (...) aangifte zou doen", zo stelde rechtbankvoorzitter Van Schaardenburg-Louwe Kooijmans gisteren in het vonnis van de Sarphatistraatzaak.
De rechtbank noemt het veel aannemelijker dat de bank in eerste instantie heeft besloten om de zaak zoveel mogelijk geheim te houden, aangezien de fraude had kunnen ontstaan door de administratieve chaos die er op het betreffende diamantfiliaal van de bank heerste. Op deze afdeling Diamant Niet-Ingezetenen (DNI) hadden voornamelijk buitenlandse diamanthandelaren een coderekening. Anoniem konden klanten en gemachtigden grote bedragen aan contanten storten of opnemen.
De Amsterdamse rechtbank meent evenwel dat ABN Amro het uiteindelijke onderzoek naar de miljoenenfraude, nadat het via een artikel in deze krant naar buiten kwam, niet heeft gedwarsboomd. Ook had de bank volgens de rechtbank niet de regie van de strafzaak in handen, zoals de verdediging voortdurend heeft beweerd.
Hoofdverdachte Peter S. en medeverdachte Rob G. die beschuldigd werden van het verduisteren van in totaal Hlf. 180 miljoen bij ABN Amro, kregen gisteren allebei zes weken dienstverlening en een jaar voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd. De lange duur van het proces en het ontbreken van een adequate bankadministratie op de betreffende afdeling waren de belangrijkste beweegredenen om af te wijken van de zware eis (drie jaar cel) van het Openbaar Ministerie (OM). De andere twee verdachten, waarvan het OM stelde dat zij hadden samengespannen met de fraudeurs, werden vrijgesproken wegens gebrek aan bewijs.
De Amsterdamse rechtbank voegde er bij de twee vrijgesprokenen aan toe dat er eigenlijk nooit voldoende feiten zijn geweest om hen als verdachten aan te merken. Deze uitspraak biedt de ex-bankmedewerkers alle kansen voor een schadevergoeding. Zij zullen waarschijnlijk claims indienen tegen zowel de Staat der Nederlanden als tegen ABN Amro. Eén van hen, Han van M., noemt daarbij een 'voorlopige raming' van Hlf. 18 miljoen. Hij heeft bovendien een boek geschreven over de Sarphatistraatzaak. De voormalig verdachte zegt inmiddels een geïnteresseerde uitgever voor het boekwerk te hebben gevonden. "Maar ik zal het eerst aan de bank aanbieden", zegt hij met een grote glimlach.
Het OM beraadt zich nog over de vraag of er een hoger beroep wordt aangetekend.