CALGARY - Zonder enige vorm van leedwezen geeft Erben Wennemars kennis van het verscheiden van Kees Roeiboot. Het alter ego uit zijn roerige jaren is niet meer. Heilig voornemen: "Ik wil nu wel eens vanwege mijn prestaties in de krant komen.
" Vroeger, ach ja, vroeger. Wennemars (26) koestert de herinneringen. Een dolle dwaas noemt hij zichzelf achteraf. "Iedere training was een wedstrijd, of het nu een intensieve duurtraining was of een sprintje trekken. Ik heb kampen gehad waar we veertien trainingen in een week afwerkten. Dan hield ik, puur voor mezelf, zonder dat iemand dat wist, de stand bij. Was het na negen keer dan bijvoorbeeld 8-1, dan had ik acht trainingen gewonnen. Als we met de ploeg twee uur gingen fietsen, was er altijd maar eentje die langer dan een uur op kop had gereden. Als niemand anders dat kon, had ik er weer een punt bij. Zo ging dat. Waar die wil om je te bewijzen vandaan komt? Ach, je moet toch wat doen tijdens de trainingen..."
|
Erben Wennemars (Foto: ANP)
|
"Drie jaar geleden ben ik gestopt met die onzin. Dacht ik dat ik wel even allrounder zou worden, ging ik ineens vijf kilometers rijden en tijdens duurtrainingen keihard op kop rijden. Na drie dagen hing ik helemaal op apegapen achter aan de groep. Het is onzin te denken dat je hard gaat rijden als je keihard traint. Ik was de ideale pupil voor een trainer, ik deed altijd alles. En veel extra. Maar duurtrainingen kun je beter rustig aan doen, daar bereik je veel meer effect mee. Want het einde van het liedje was dat ik de extensieve duurtraining te hard deed en de intensieve te langzaam. Ik ben jarenlang ook chronisch vermoeid geweest, omdat ik veel meer dan de rest deed. De laatste jaren voel ik me lichamelijk een stuk fitter."
"De puzzel valt voor mij nu in elkaar, omdat ik veel meer op kwaliteit train. Vroeger was het altijd méér, méér, méér. Dat is nu niet meer zo. Als het in de training goed is, is het goed. Dan kap ik er mee, klaar. Terwijl ik daarvoor nog altijd een extra temporondje deed, omdat het zo lekker ging. Ik ben nu veel beter in staat mijn lichaam te prikkelen."
Redelijk volwassen, vindt hij zichzelf. Maar: "Ik kan nog wel een paar jaar mee. Laatbloeier, hè? Iemand als Jan Bos was veel eerder een topper. Toen hij in 1994 in Berlijn wereldkampioen junioren werd, hing ik in het weekeinde van vrijdag tot en met zondag in de kroeg. Schaatste ik maar drie keer in de week."
Hij mag dan een stuk volwassener zijn geworden, dromen over de Spelen doet hij nog altijd. "En het loopt altijd goed af!"
"Ik weet sinds afgelopen weekeinde hoe het moet. Straks hoop ik met hetzelfde gevoel aan de start te staan als op die 1000 meter. Goed getraind, goede benen, alles is mogelijk, ik heb er alles aan gedaan. Dat gevoel. Dat ik het idee heb dat ik voor niets of niemand onder hoef te doen. Ik wil met dat oprechte gevoel aan de start staan en dan gewoon rammen. Of je dan derde wordt of vierde, maakt me niet uit. Dat heb je dan toch niet meer in de hand."
"Een wedstrijd rijden voelt zo verschrikkelijk lekker aan. Voor de start, als de adrenaline door je lijf giert en je helemaal opgefokt bent, zalig is dat. Tijdens de Spelen is dat gevoel helemaal fantastisch. Het gaat me om de race zelf, niet om de roem die daar mogelijk op volgt. Ik denk dat een heleboel mensen schaatsen voor de glorie."
Hij niet. Door schade en schande wijs geworden.
"Die Spelen van Nagano hebben echt héél veel indruk op me gemaakt. Na die eerste 500 meter voelde ik me de koning. 35,96! Van die val die daar op volgde heb ik verschrikkelijk veel geleerd. Ik denk dat ik helemaal doorgeslagen was als ik in Nagano succes zou hebben gehad. Het heeft me gered van een doldriest avontuur. Niet dat het het einde van mijn loopbaan zou hebben betekend, maar ik denk niet dat ik nu op dit hoge niveau zou zijn aanbeland als ik me had laten gaan. Ik heb altijd bepaalde ervaringen nodig in het leven om beter te worden. Dat was er eentje van, denk ik."
"Ik was een jong knapie, zonder welke ambities dan ook. Het was lang leve de lol. Ik vond het Holland House bij wijze van spreken mooier dan de M-Wave. Eenmaal terug op Schiphol was ik de gevierde jongen, terwijl ik helemaal niets gepresteerd had. Soms moet je in het leven flink op je bek gaan om vervolgens een treetje hoger te komen."
"Een paar jaar geleden ging ik bijvoorbeeld overal heen, ik vond het geweldig als ik een uitnodiging kreeg. Ik liep standaard ook alles af. De eerste jaren vond ik het echt fantastisch om met mijn snufferd op de televisie te komen. Het maakte me niet uit waar ik heen ging, al was het Waku Waku. Zolang ik maar met mijn bek op de buis was en in het middelpunt van de belangstelling stond. Dat heb ik nu helemaal niet meer, ik heb het wel gezien. Nu zit ik 's avonds liefst thuis op de bank. Krijgt mijn lichaam ook meer rust."
"Vier jaar geleden vond ik mensen die geen bier dronken maar watjes. Ik drink nog wel een keer een biertje, maar afgelopen weekeinde ben ik bijvoorbeeld niet dronken geworden. Dan stop ik als ik er drie op heb. De avond na het olympisch kwalificatietoernooi van vier jaar geleden was ik 'stuiterdik'. Hebben ze me echt naar huis moeten dragen. Da's de leeftijd."
"Ik ben veel bewuster met mijn sport bezig. Zorgen dat je voldoende slaap krijgt, goed eet. Twee jaar geleden at ik elke avond standaard een enorme zak paprikachips op en werkte ik een fles cola naar binnen. Nu drink ik een kopje kamillethee. Een heleboel mensen geloven me niet, maar ik vind dat eigenlijk veel lekkerder dan die andere rotzooi."
"Vroeger moest ik echt een agenda bijhouden om te weten wat ik allemaal moest doen. Twee keer trainen per dag, nog even boodschappen doen en dan, hup, naar café Het Oude Station. Ik was nooit thuis, als ik in Dalfsen kwam pakte ik mijn koffer uit en dook ik met- één de kroeg in. Zat ik 's middags al aan de bar. Nu maak ik keuzes. Als ik één keer train, kan ik er één dingetje bij doen. Even naar Dalfsen rijden, of even Zwolle in. Het is óf óf, niet én én. Een dag heeft 24 uur, daar moeten een paar uur rust en ontspanning in zitten. Slapen overdag doe ik niet, daar heb je de nacht voor. Ik ben geen oud wijf. Maar ik ben wel bewuster met de dagindeling bezig. Vroeger zorgde ik dat ik vijf minuten voor een training op de baan was. Zo, ik ben op tijd, dacht ik dan. Dan deed ik op het ijs wat ik moest doen en daar ging ik weer. Als ik nu ga trainen zorg ik dat ik er drie kwartier van tevoren ben, dat ik me uitgerust voel en een goede warming-up doe. Vroeger dacht ik: training is training, en de rest van de dag ben je vrij. Mijn manier van leven is heel anders."
"Die paar jaar dat ik in Amsterdam heb gewoond, hebben me ook goed gedaan. Ik zat midden in de drukte, vlak bij het Leidseplein. Ik had alles binnen handbereik, kon overal heen. Een paar dagen ben ik daar naar toe geweest, toen hoefde het voor mij eigenlijk niet meer. Ging ik thuis lekker op de bank zitten. Dat is ook een keerpunt geweest. Het zijn van die periodes waar je doorheen moet."
"Na afloop van het vorig seizoen was ik alles even helemaal zat. Ik had er natuurlijk zelf ook een potje van gemaakt. De hele tijd heen en weer jakkeren, het kón zo gewoon niet verder. Maar voor je dat echt kunt veranderen, moet er iets gebeuren. Aan het einde van het seizoen heb ik grote problemen met Peter Mueller gehad. Hij had helemaal geen grip meer op me. Bovendien kwam die DSB-affaire ook nog eens om de hoek kijken. Er is in die periode heel veel met me gebeurd."
"Eigenlijk is het allemaal begonnen toen we commercieel gingen. Transfer naar SpaarSelect, ik kreeg een vriendinnetje, vond andere dingen belangrijker dan schaatsen. Normaal gesproken was ik de getapte jongen, maar nu lag ik niet meer zo lekker in de groep omdat die jongens ook wel zagen dat ik drukker was met andere dingen dan met schaatsen. Op zo'n moment wil je dat alleen zelf niet horen. Ik zorgde wel dat ik er elke training was, maar ik had geen enkele beleving. Aan het einde van dat eerste jaar merkte ik pas dat ik eigenlijk niet zo goed lag. Toen pas kreeg ik in de gaten dat er achter mijn rug om geluld werd. Bovendien was Peter ook, voor mijn eigen bestwil, een paar keer flink tegen me uitgevallen."
"Op dat moment had ik iets van: óf ik moet hier weg gaan, óf de situatie moet helemaal veranderen. Ik was er helemaal klaar mee. Toen meldde ineens DSB zich, of ik iets voelde voor een overstap. Het is nooit mijn bedoeling geweest om die twee partijen tegen elkaar uit te spelen, maar voor mijn eigen bestwil heb ik dat toen toch gedaan. Ik heb die affaire echt nodig gehad om er voor mezelf uit te komen. Toen kwam er namelijk eindelijk pas een conflict. Voor het eerst konden we ons ongenoegen uitspreken. Anderhalf uur lang heb ik met een brok in mijn keel alles er uit gegooid wat me dwars zat en daarna heb ik een half uur als een klein kind gejankt. Toen was het klaar en was ik er uit. Pas later kwam dat gedoe met die salarissen, toen hoorden de anderen pas hoeveel geld er door DSB werd geboden. Maar mijn besluit stond toen al vast, omdat ik merkte dat iedereen het beste met me voor had." Trots: "En kijk eens wat er van me geworden is."
"In het verleden zat ik ieder weekeinde in de kroeg. Nu vind ik het gè-wél-dig om tien uur 's avonds mijn bed in te duiken." Niets veranderlijker dan de mens.