door Hans Kuitert QUETTA - Net als vorige maand uit Kaboel en Herat zijn de Taliban als dieven in de nacht verdwenen uit hun bolwerk Kandahar. En met hen hun leider, mullah Mohammad Omar. "Het Taliban-bewind is voorbij", zei een opgetogen Hamid Karzai, de man die hen belegerde, de man ook die is aangesteld als interim-premier van een Afghaanse regering die op 22 december moet aantreden.
Het Taliban-regime mag na twee maanden Amerikaanse bombardementen en grondacties van de talrijke binnenlandse vijanden bakzeil hebben gehaald, daarmee is de beweging nog niet uitgestorven.
Vele duizenden Taliban-strijders, onder wie ook talrijke buitenlandse elementen, sommigen met banden met Osama bin Laden's Al-Qaeda-groep, lijken zich op te maken voor een volgende fase van de interne Afghaanse strijd, die de vorm van een guerrilla-oorlog kan aannemen.
Alle oorlogen in Afghanistan hebben een bizarre afloop. Vroegere vijanden verzoenen zich, overgave wordt niet afgedwongen door heftige en langdurige gevechten maar door onderhandelingen. Complete legers lopen over naar de belegeraar. Loyaliteit is een zeldzame eigenschap in de Afghaanse werkelijkheid.
Bij de val van Mazar-i-Sharif, Konduz en Jalalabad gaven veel Taliban-strijders zich over, lieten zich ontwapenen en verdwenen in het niets. Anderen namen domweg hun wapens mee en sloten zich aan bij hun vroegere vijanden om elders, aan een andere frontlijn, tegen hun oude kameraden te strijden.
Altijd ging het daarbij om de zogenaamde Afghaanse Taliban. De andere tak van de Taliban, de buitenlandse legioenen van Arabische, Pakistaanse en Tsjetsjeense moslim haviken zijn in de afgelopen maanden minder genegen geweest het Afghaanse opportunisme te volgen.
Het zijn juist deze buitenlandse strijders en de meest fanatieke Afghaanse Taliban die zich nu hebben teruggetrokken in de onherbergzame gebieden tussen Kaboel en Kandahar, in de bergen ten noorden en zuiden van Jalalabad en in het centrale bergland tussen Herat, Kandahar en Mazar-i-Sharif.
Wapens hebben zij nog volop. Haat tegen de Amerikanen en de nieuwe overwinnaars blijft voor hen een belangrijke drijfveer. In de afgelopen weken is al gebleken bij een aantal incidenten langs de Afghaanse wegen dat zij in kleine groepjes opereren en daarbij moord en plundering niet schuwen.
Deze gedesillusioneerde restanten van het Taliban-imperium, waarschijnlijk nog steeds aangevuurd door de spoorloos uit Kandahar verdwenen mullah Omar en zeker met contacten met Al-Qaeda-toplieden - waar die zich ook mogen bevinden - zullen moeilijk zijn op te sporen. Net zo moeilijk als Osama bin Laden.
Ze zullen vooral hun tijd afwachten. Een van de voornaamste krachten van de Taliban was de volkssteun die zij aanvankelijk kregen voor het herstel van orde en veiligheid. De kibbelende en met willekeur opererende moedjaheddien hadden zich ontpopt als regelrechte bandieten, die het bovendien onderling voortdurend met elkaar aan de stok hadden. De Taliban maakten daar een einde aan.
Het wachten is voor de ondergedoken Koran-strijders alleen maar op het moment dat het weer fout gaat. Dezelfde stamhoofden en commandanten die Afghanistan plunderden tussen 1992 en 1995 hebben het nu goeddeels weer voor het zeggen.