|
Het voormalige diamantfiliaal van ABN Amro aan de Sarphatistraat. (Eigen foto)
|
AMSTERDAM - De advocaten van de vier voormalige ABN Amro-medewerkers in de omvangrijke fraude rond het diamantfiliaal 'Sarphatistraat' behaalden gisteren een kleine overwinning. Het voormalig hoofd van Concern Veiligheidszaken (CVZ), die zich wegens psychische problemen al vijf jaar had weten onttrekken aan ieder getuigenverhoor, werd opgeroepen om nog dezelfde dag voor de rechtbank te verschijnen.
"Nou begrijp ik waarom het zo slecht gesteld is met de fraudebestrijding in Nederland", grapte één van de raadslieden nadat het getuigenverhoor van de huidige coördinator fraudebestrijding bij de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) was afgelopen. De getuige, voormalig hoofd van de afdeling CVZ bij ABN Amro en sinds enkele jaren gedetacheerd bij de NVB, leek soms nauwelijks te bevatten waarover hij ondervraagd werd. Op vrijwel iedere belangrijke vraag moest hij het antwoord schuldig blijven. "Ik weet het niet. Er zitten zwarte blokken in mijn geheugen", mompelde hij voortdurend, verontschuldigend naar zijn hoofd wijzend. Een van de rechters vroeg zich hardop af of het geheugenverlies wellicht een andere oorzaak had: "U zegt telkens op eenzelfde manier dat u het niet meer te weet. Bent u erg leep, of heeft iemand soms gezegd dat u op die manier moet antwoorden?"
De slechte psychische gesteldheid van de bankfraude-man was voor diverse artsen aanleiding geweest om hem jarenlang te behoeden voor het afleggen van een verklaring in de 'Sarphatistraatzaak'. Hun medisch advies werd gisteren door rechtbankpresident Van Schaardenburg weggewuifd omdat zij het onvoldoende duidelijk achtte waarom de man niet zou kunnen getuigen.
In de diamantfraudezaak draait het om de verdwijning van 180 miljoen van coderekeningen van een groot aantal buitenlandse diamanthandelaren. Vlak na de ontdekking van de fraude in 1996, legde hoofdverdachte Peter S. een volledige verklaring af aan de interne onderzoekers van de bank. De verdachte stelt echter dat hij alles opbiechtte, omdat het hoofd van de CVZ uitdrukkelijk had toegezegd dat de bank de zaak binnenskamers zou houden en geen aangifte zou doen.
Een half jaar later, vlak nadat de zaak in de publiciteit was gekomen, deed ABN Amro toch aangifte. De raadslieden van alle verdachten houden het er op dat de bank dit zonder publiciteit nooit had gedaan.
Getuige Bert N. herinnerde zich evenmin iets van de belofte aan de hoofdverdachte over het binnenskamers houden van de zaak. "Ik kan het me niet voor de geest halen. Bovendien is het onmogelijk, want ik heb de beslissingsbevoegdheid helemaal niet om wel of geen aangifte te doen." Advocaat Piet Doedens vroeg de man waarom hij dan diverse malen bij de hoofdverdachte thuis was geweest, daarbij bloemen had meegebracht voor de vrouw van verdachte en haar zelfs had omhelst. Doedens: "Dat was toch om een vertrouwensband op te bouwen met de verdachte, neem ik aan."
Ook hier liet het geheugen van de fraudeman hem weer in de steek, hoewel hij zich het door Doedens genoemde voorval wel kon voorstellen: "Daar zat niks abnormaals achter. Misschien was het omdat ik haar wilde steunen. Ze kwam zo zielig over, aangezien ze al maandenlang in onzekerheid zat over de fraude van haar man en daardoor sterk was afgevallen."
De verklaringen van de fraudeman vormden voor de raadslieden uiteindelijk aanleiding om een klacht wegens meineed tegen hem in te dienen. De rechtbank wees dit echter af. Vandaag wordt de zaak voortgezet.