DEN HAAG - Hoewel de Nederlandse economie op het eerste oog gezond lijkt, zijn de fundamenten aan het kraken en scheuren. Het poldermodel is ten dode opgeschreven en Nederland moet het roer drastisch omgooien, wil het ook in de toekomst op internationaal niveau mee kunnen concurreren. Dat zei de Amerikaanse econoom Michael Porter, verbonden aan de Harvard Business School, gisteren tijdens een lezing in de Haagse Ridderzaal.
Minister Jorritsma (Economische Zaken) nam in haar voorwoord alvast een voorschot op de verwachte kritiek van de innovatiespecialist. "Nederland begint op het gebied van vernieuwing achter te lopen. Er is een tekort aan onderzoekers en de relatie tussen onderzoek en ontwikkeling is onvoldoende", zo stelde Jorritsma.
Porter legde het daarop volgende uur fijntjes de vinger op de zere plek. De strategie van loonmatiging en kostenbeheersing heeft zijn langste tijd gehad. En de industriepolitiek, waarbij de overheid bepaalde bedrijfstakken financieel ondersteunt, werkt hooguit tijdelijk. "Nederland moet over de volle breedte, van de schoenen- tot de chipindustrie, inzetten op kennis en productinnovatie."
Hij is er een groot voorstander van dat een bepaalde bedrijfstak zich samen met daaraan gerelateerde ondernemingen en kenniscentra in eenzelfde gebied vestigen. Dat stimuleert het uitwisselen van informatie en ideeën. Porter illustreerde het succes van deze structuur met de opkomst van de wijnbouw in het Amerikaanse Californië. De kwekers van de druiven werkten nauw samen met de drankfabrikanten en die op hun beurt weer met marketingexperts. De universiteiten ontwikkelden bovendien studierichtingen die op de wijnbouw inspeelden.
Overheid, bedrijfsleven en universiteiten moeten kortom samenwerken. Volgens hem staat de mentaliteit van de Nederlandse universiteiten een omslag naar een dergelijke structuur nog het meest in de weg. Commerciële contacten wordt bij de meeste universiteiten 'not done' gevonden, terwijl ze juist veel kunnen leren van de expertise in het bedrijfsleven. Er worden wel veel wetenschappelijke artikelen gepubliceerd, maar dat vertaald zich niet in het aantal patenten. In de VS gebeurd dat wel. Bovenaan de lijst van bedrijven en instanties met het meeste aantal patenten, prijkt de universiteit van Californië. En die heeft er vele malen meer dan Nederlands nummer één, Philips. Op onze nationale ranglijst laat overigens de eerste universiteit zich pas op nummer 45 zien.
Porter zag overigens ook voldoende positieve ontwikkelingen om nog goede hoop te hebben voor de toekomst van de Nederlandse economie. want hoewel universiteiten er beter aan zouden doen zich meer te specialiseren, is de kwaliteit van onderzoek er wel hoog. Maar één ding maakte hij wel duidelijk: Nederland heeft nog een lange weg te gaan. Het moet dus afgelopen zijn met het eindeloze analyseren. Iedereen moet aan de slag.