BRUSSEL - De enorme kosten van de vergrijzing die op de Europese Unie afkomen vanaf het jaar 2015 kunnen het best worden bestreden door de leeftijd waarop werknemers daadwerkelijk met pensioen gaan uit te stellen. Tot deze conclusie komt de Europese Commsisie na een studie over het vergrijzingsprobleem. Formeel is de pensioenleeftijd overal in Europa 65 jaar, maar in de praktijk stoppen de meesten gemiddeld rond hun 58e doordat ze vervroegd met pensioen gaan, weggesaneerd worden of arbeidsongeschikt raken.
|
De vergrijzing is alleen te betalen als alle Europeanen doorwerken tot hun 65e.
|
Hierdoor komt een steeds zwaardere last te liggen op de sociale uitkeringen, de AOW en de gemeenschapskosten voor de volksgezondheid. Mensen die eerder stoppen, gaan geld kosten en dragen niet meer bij aan het premiedraagvlak. Als iedereen tot zijn 65e zou doorwerken, zou dat een miljardenmeevaller zijn voor de schatkisten van de EU- landen. Niet alleen komen er meer belastinginkomsten binnen, de aanspraken op de sociale kassen zouden ook drastisch verminderen, zo staat in een studie die de Europese Commissie gisteren heeft gepubliceerd.
Als alle werknemers tot hun 65e zouden doorgaan, zou dat niet alleen de economische groei in Europa enorm bevorderen, maar ook de veelgeplaagde begrotingen van de lidstaten laten dan opeens forse meevallers zien. De welvaart per hoofd van de bevolking zou stijgen met 8,7% in 2030 en met 13,1% in 2050. De uitgaven voor de sociale zekerheid zouden de komende vijftig jaar slechts gering oplopen van 16,1 naar 20,5% van de nationale begrotingen. Ook de overheidsuitgaven voor pensioenen zouden maar licht stijgen van 10,5% nu naar 13,4% in 2050. De groei zou fors gestimuleerd worden doordat de consumptieve bestedingen van werkenden en gepensioneerden flink toe kunnen nemen.
Maar de werkelijkheid lijkt anders te worden, veel ouderen worden bij faillissementen of bedrijfssaneringen met brugpensioen gestuurd of raken arbeidsongeschikt. En Europa is slecht voorbereid op de vergrijzingsgolf die vanaf 2015 gaat optreden na de 'babyboom' van na de Tweede Wereldoorlog. Slechts enkele landen in de EU, waaronder Nederland en Engeland hebben voor een deel kapitaaldekking voor de pensioenen, de meeste landen financieren de staatspensioenen uit de lopende uitgaven. Dat betekent straks steeds minder werkenden die voor steeds meer ouderen moeten betalen. Wat de toekomstige financiering van de pensioenen betreft, pleit de nota van de commissie er dan ook voor om in alle lidstaten een mix te maken van omslagstelsel (de werkenden van nu betalen voor de AOW-ers van nu) en een kapitaaldekkingsstelsel, waarbij de werkenden gedurende hun arbeidzame leven voor zichzelf een pensioenkapitaal opbouwen.
Een Nederlandse gepensioneerde krijgt die mix van AOW en eigen pensioen. Maar in landen als Italië en Frankrijk is tot op heden niets geregeld, alle pensioenen moeten worden gefinancierd uit de lopende begroting. Dat gaat nu nog wel, maar niet als er straks tegenover elke werkende twee gepensioneerden staan. In de noordelijke landen bestaat de vrees dat de gezamenlijke munt, de euro, straks te lijden krijgt als de zuidelijke landen ten onder gaan in de vergrijzingsgolf. Dat zou leiden tot een forse inflatie en waardevermindering van de euro, waardoor indirect ook de Nederlandse pensioenuitkeringen minder waard worden.
Het rapport van de commissie meldde verder dat gedurende de hele jaren negentig de investeringen in Europa hopeloos achterbleven bij de VS en dat het er ondanks de tegenvaller in de groei naar uitziet dat de lidstaten de komende paar jaar met hun begrotingstekorten niet boven de norm van 3% uitkomen.