ROTTERDAM/DEN HAAG/WASHINGTON - "Hoe goed een samenleving zich ook voorbereidt op eventuele terroristische aanslagen met microbiële ziekteverwekkers, de eerste slag is altijd aan de plegers van bioterreur. Er zal hoe dan ook een aantal mensen sterven." Het zijn weinig opwekkende woorden die de Rotterdamse veterinair-viroloog prof. dr. A. Osterhaus uitspreekt.
|
Miltvuur. (Foto: ANP)
|
Een jaar geleden zou hij, als lid van de commissie Bioterreur van de Gezondheidsraad, ongetwijfeld hetzelfde hebben gezegd wanneer hem ernaar zou zijn gevraagd. Maar de bizarre ontdekking, binnen enkele dagen, van zeker twee en mogelijk drie besmettingsgevallen in het Amerikaanse Florida met de bij mensen zeldzaam voorkomende miltvuurbacterie (antrax), plaatst de nuchtere benadering van Osterhaus plotseling in een ander daglicht.
"Het is als met een pyromaan", vervolgt Osterhaus, "de eerste brand die hij sticht kun je niet voorkomen. De tweede misschien ook niet. Maar bij de derde ben je op je hoede, op zoek naar sporen en heb je de brandweer in gereedheid om meteen de zaak te blussen, zodat de omvang van het vuur beperkt blijft. Zo is het ook met bioterroristen die doelbewust kwaadaardige virussen, bacteriën of schimmels onder een bevolkingsgroep verspreiden. Het is zaak dat je opsporings- en bestrijdingsapparaat operationeel is en snel kan handelen om erger te voorkomen. We beschikken dan ook over een netwerk van laboratoria in Nederland en ons omringende landen, dat in staat is binnen 24 uur vast te stellen wat er precies aan de hand is."
Het Amerikaanse horrorverhaal van wit poeder dat onlangs op de redactie van een roddelblad uit een brief rolde en dat bij nadere bestudering de gevriesdroogde miltvuurbacterie bleek te zijn, lijkt het doemscenario te ontrollen dat al zo lang werd gevreesd. Amper vier maanden geleden, op 14 juni jl., publiceerde de Nederlandse Gezondheidsraad als adviesorgaan van de minister van Volksgezondheid het advies 'Verdediging tegen Bioterrorisme'. De raad schetst in het rapport de kwetsbaarheid van Nederland voor bioterroristische aanslagen als volgt: "De Nederlandse samenleving heeft een open karakter. Daardoor kunnen ziekteverwekkers vrij eenvoudig worden 'geïmporteerd'. Door de grote mobiliteit en de hoge verstedelijking kunnen ze bovendien snel om zich heen grijpen. Het risico op bioterroristische aanslagen is dus reëel, ook al bestaat er weinig ervaring mee." Volgens de Gezondheidsraad komen in principe duizenden op dit moment bekende micro-organismen, zoals miltvuur (incubatietijd: 2-6 dagen), pokken en griepvirussen, in aanmerking voor kwaadwillig gebruik.
Professor Osterhaus: "We houden hier natuurlijk al lange tijd rekening mee. Vooral met kleine aanslagen, waarvan nu mogelijk sprake is. In grote aanvallen met zeer besmettelijke ziekteverwekkers, die tienduizenden of honderdduizenden slachtoffers maken, geloof ik niet zo: terroristen zouden daarmee ook hun eigen aanhang ombrengen. Kleine aanslagen zijn al voldoende om angst aan te jagen en wanorde te scheppen."
Het ministerie van Volksgezondheid (VWS) is, door de plotselinge actualiteit van de dreiging, volop in de weer om het systeem van signalering en diagnostiek van verdachte ziekteverwekkers op scherp te krijgen. VWS beraadt zich onder meer op het nader informeren van artsen en apotheken: "Iedereen dient waakzamer te zijn en meer bedacht op ongewone gebeurtenissen en verdachte uitingen van ziektebeelden", zegt de inspecteur voor de infectieziekten, J.K. van Wijngaarden.
De dreiging van bioterreur maakt de inspecteur echter allerminst nerveus: "Of je nu door de hond of de kat gebeten wordt maakt geen verschil. Als de wond maar goed verzorgd wordt. Een epidemie komt immers altijd onverwacht. Of een epidemie nu wordt veroorzaakt door een spontane, natuurlijke ziekteverwekker of door een terrorist is verspreid, maakt niet uit. We moeten klaar zijn om haar te bestrijden."