AMSTERDAM - De meeste mensen willen zo vroeg mogelijk stoppen met werken, maar blijven doorgaan tot zij in aanmerking komen voor de vut. Zou de vut worden afgeschaft, dan stopten ze zeker eerder. Als de vut niet meer lonkt, gaat de fut eruit en haken ze voortijdig af.
Dat blijkt uit een onderzoek van de econoom A.O.J. Heyma, die hierop op 6 september aan de Universiteit van Amsterdam zal promoveren. De promovenda onderzocht de redenen die arbeidsmarktdeelname en de vervroegde uittreding (vut) beïnvloeden. Heymans analyseerde in 4500 huishoudens de manier waarop ouderen stoppen met werken. Zij maakte verschil tussen vervroegde pensionering, arbeidsongeschiktheid en werkloosheid.
De meeste ondervraagden bleken echt naar hun vut toe te werken. Ze accepteerden onaantrekkelijk werk, een verminderde conditie en een afnemende gezondheid allemaal omdat de eindstreep, de vut, in zicht was. Zou die gunstige financiële regeling er niet zijn geweest, dan hadden ze zeker gebruik gemaakt van speciale werkloosheidsregelingen of, als dat mogelijk was, van een arbeidsongeschiktheidsverklaring.
Heymans trekt daaruit de conclusie dat bij versobering of afschaffing van de vut oudere werknemers alsnog naar die mogelijkheden willen grijpen. Ze zullen nog voor hun vut-leeftijd arbeidsongeschikt worden en zo mogelijk nog eerder stoppen met werken.
Ook verwacht Heymans dat de overgang van de vut naar flexibele pensionering tot vroegere pensionering zal leiden. De ondervraagden meldden haar dat zij een fors lager uitkeringsniveau daarbij voor lief zouden nemen. Daaruit blijkt dat individuele pensioenvoorzieningen steeds belangrijker worden. Het betekent ook dat het stelsel van sociale zekerheid en collectieve pensioenregelingen niet langer de manier vormen om ouderen langer vast te houden op de arbeidsmarkt.