DEN HAAG - Premier Kok vindt dat toekomstige kabinetten resoluut een einde moeten maken aan de gedoogcultuur in Nederland. De tijd dat alles kan en mag moet tot het verleden gaan behoren. "We moeten het gedogen in ons land met wortel en tak uitroeien", aldus Kok tijdens de presentatie van het politiek testament van zijn tweede kabinet.
De minister-president meent stellig dat de burger van de overheid verwacht dat regels niet aan de laars worden gelapt, maar worden nageleefd. Daarnaast moet de overheid ook toezien op naleving door anderen. "Burgers en instellingen moeten op hun rol kunnen worden aangesproken", lichtte Kok gisteren toe bij de presentatie van de 'Verkenningen'.
"De burgers zien te vaak een wijkende en ontwijkende overheid waar ze een stellende en stellige overheid hadden verwacht", schrijft het kabinet.
Premier Kok vond het nodig om na twee paarse kabinetten een flink aantal toekomstscenario's op een rij te zetten ten behoeve van nieuwe kabinetten. Volgens de PvdA-voorman wordt het kabinet steeds meer 'demissionair' naarmate de Kamerverkiezingen dichterbij komen.
"In het verlengde van het motto van het eerste paarse kabinet 'Werk, werk, werk' zal er een kwaliteitsslag moeten worden gemaakt", aldus Kok, die benadrukt dat de overheid continu in beweging is. "Het gaat erom wat er van de overheid wordt gevraagd."
Maandenlang heeft het kabinet gewerkt aan de Verkenningen, waarin overigens geen harde politieke keuzes worden gemaakt. Kok prees de samenwerking tussen de bewindslieden.
Volgens minister Van Boxtel (Grote Stedenbeleid) moeten burgers zich veilig kunnen voelen op straat en in hun directe woonomgeving. De bewindsman stelt dat 80 procent van de Nederlandse bevolking zich maatschappelijk gezien goed kan redden. De overige 20 procent heeft extra hulp nodig. Een volgend kabinet moet er volgens hem voor zorgen dat maatschappelijke instellingen beter met elkaar samenwerken, zodat de hulp efficiënter en doelmatiger kan worden aangeboden.
Minister Hermans (Onderwijs) hamerde erop dat "ieder talent in Nederland moet kunnen worden ontwikkeld, anders wordt dat talent vermorst". Hermans en zijn staatssecretaris Adelmund willen het accent op het beroepsonderwijs gaan leggen om de knelpunten op de arbeidsmarkt op te lossen.
Verder moet artikel 23 van de Grondwet, waarin de vrijheid van onderwijs is vastgelegd, worden aangepast. De bewindslieden benadrukken dat het principe niet op de tocht staat, maar dat niet meer de scholen, maar de leerlingen en de ouders centraal komen te staan. De Onderwijsraad gaat onderzoek doen. In het verleden is met de schoolstrijd afgedwongen dat bijzondere scholen dezelfde middelen en positie als openbare scholen krijgen.
Opvallend is verder dat scholen een veel grotere vrijheid krijgen. In het uiterste geval zou de overheid zich bijvoorbeeld kunnen beperken tot het voorschrijven van minimale eisen op het gebied van taal en rekenen.
Ook leeft het idee om ooit een diplomabelasting voor mbo- of hbo-leerlingen in te voeren. Op die wijze zou het studiegeld dan geheel of gedeeltelijk kunnen worden terugbetaald als iemand betaald werk heeft gevonden.