NAIROBI - De zakenman keek beteuterd naar het ventje dat in de laatste vrije stoel ging zitten in de business-class van het Air Afrique-vliegtuig. Het was het vriendje van het achterneefje van de voormalige minister van Energie en hij had niets betaald voor de stoel.
|
Boze werknemers van Air Afrique. (Foto: EPA)
|
De geschiedenis van Air Afrique, de West-Afrikaanse luchtvaartmaatschappij die een week geleden werd geliquideerd en op het nippertje in gereorganiseerde vorm werd gered door Air France, is een aaneenschakeling van tragikomisch Afrikaans mismanagement.
Veertig jaar geleden werd de maatschappij opgericht. Het idee was dat het goedkoper zou zijn een gezamenlijke luchtvaartmaatschappij op te zetten dan dat iedere natie z'n eigen, vaak verliesgevende bedrijf, oprichtte. Elf Franstalige West- en Centraal-Afrikaanse staten besloten deel te nemen; samen hadden ze een aandeel van 68 procent. Air France had elf procent, de rest was verdeeld over kleinere beleggers.
De maatschappij werd het symbool van de zelfredzaamheid en trots van de jonge West-Afrikaanse staten die zich net hadden vrijgemaakt van hun Franse kolonisator. Het bedrijf draaide in het begin relatief goed. In de jaren zeventig werd zelfs kort gesproken over het inzetten van een Concorde-vliegtuig. Het wrange was dat het pas bergafwaarts ging met Afrika's luchtvaarttrots nadat vele Franse managers in de jaren tachtig Air Afrique hadden verlaten.
Geschat wordt dat veertig procent van alle passagiers de laatste jaren niet meer betaalde voor hun stoel. Ze schermden met hun politieke contacten en konden zo gratis mee. De business-class, die normaal zorgt voor het grootste deel van de winst, zat bijna altijd vol met ministers of vrienden en vriendinnen van ministers. En dat zonder dat ervoor was betaald. Westerse zakenmensen begonnen uit te kijken naar alternatieven.
Vluchten waren standaard overboekt. Om vervolgens echt een stoel te krijgen, moest, nadat al een ticket was aangeschaft, cabinepersoneel worden omgekocht. Afgelopen januari had Air Afrique nog tien vliegtuigen, inclusief de toestellen die in onderhoud waren. Hiermee probeerde de maatschappij een dienstregeling te volgen waarvoor elf vliegtuigen nodig waren. Gevolg was dat er constant vluchten uitvielen of dagenlange vertragingen ontstonden.
Op een gegeven moment was het zo erg, dat een Afrikaanse diplomaat verzuchtte: "Ik had nooit gedacht dat een maatschappij zo slecht geleid kan worden dat het makkelijker en goedkoper blijkt om vanuit West-Afrika via Parijs naar een ander West-Afrikaans land te vliegen." Als hij het direct zou proberen, zou hij dagenlang moeten rondhangen op een vliegveld. "Er is iets verkeerd gegaan." In totaal heeft Air Afrique ruim 4200 medewerkers, oftewel 420 per vliegtuig. Westerse 'airlines' hebben doorgaans tussen de 100 en 200 man personeel per vliegtuig.
Toen de totale schuld aan het begin van dit jaar was opgelopen richting een miljard gulden, besloot Air Afrique dat er hulp moest komen. Oud-TWA-topman Jeffrey Erickson werd inderhaast aangetrokken, maar hij kon het tij niet meer keren. Bovendien werd hij van alle kanten tegengewerkt. Dieptepunt waren de twee gelegenheden waarbij Ericksons collega's hem beletten aan boord te gaan van een van zijn eigen vliegtuigen. Ze zouden hem pas binnenlaten, zo zeiden ze, als hij beloofde niet meer over reorganisatie en ontslagen te praten.
Uiteindelijk kwam Air Afrique de afgelopen maanden weer terecht bij de voormalige kolonisator. Air France onderhandelde nauwelijks, maar legde slechts eisen op tafel. De West-Afrikanen, die inzagen dat verder niemand op de wereld interesse had, gingen mokkend akkoord. In de nieuwe organisatie wordt Air France met 35 procent de grootste aandeelhouder. De elf deelnemende landen behouden slechts een aandeel van twintig procent. De rest wordt verdeeld over institutionele beleggers en werknemers. De naam van de maatschappij blijft ongewijzigd. De Franse leiding hoopt dat toekomstige klanten straks concluderen dat die naam het enige is dat nog herinnert aan het oude, rampzalige bedrijf.