BRUSSEL - Met het stagneren van de economische groei gaat ook de politieke eenheid binnen de eurozone steeds meer haarscheurtjes vertonen. Prachtige overheidsbegrotingen verliezen hun glans nu blijkt dat eerdere groeiramingen - en daarmee de verwachte belastingontvangsten - niet gehaald zullen worden. Geen wonder dus dat het financiële corset van de eurozone, het veelgeroemde stabiliteitspact, weer ouderwets onder vuur komt te liggen.
Gevaarlijk, omdat het in 1997 afgesproken pact als het ware het fundament onder de euro is. De afspraak dwingt landen nooit een overheidstekort te hebben dat groter is dan 3%, en ook geen inflatie te hebben die erg uit de pas loopt met de drie best presterende landen op dat gebied. Op straffe van forse boetes.
Sterker nog: in de geest van het stabiliteitspact streven de eurolanden ernaar om binnen enkele jaren hun tekorten om te zetten in overschotten. Maar nu het in conjunctureel opzicht spettert in Europa lijkt die ambitie als sneeuw voor de zon te gaan verdwijnen. Want door de tegenvallende belastinginkomsten dreigen de tekorten juist weer op te lopen, terwijl bezuinigen in de magere jaren vaak gelijk staat aan politieke zelfmoord. Drie grote eurolanden, Duitsland, Frankrijk en Italië, zullen dit jaar vermoedelijk hun tekortdoelstellingen voor 2001 niet halen.
Politici verdringen zich om 2001 te betitelen als een 'eenmalige tegenvaller'. Maar toch was de Duitse minister van Financiën Hans Eichel vorige week tijdens een bezoek aan Letland niet te beroerd de knuppel in het hoenderhok te gooien, door te verklaren dat in de toekomst wellicht anders gekeken moet worden naar het stabiliteitspact. Zodat landen meer mogelijkheden krijgen tijdelijke tegenvallers op te vangen met oplopende tekorten.
Zijn opmerkingen veroorzaakten een draaikolk van ontkenningen binnen de Europese Commissie. Duitsland zelf committeerde zich twee dagen later ook onvoorwaardelijk aan het stabiliteitspact en de hele affaire werd afgedaan met een reeks plechtige verzekeringen van eurocommissaris Pedro Solbes (Monetaire Zaken): het stabiliteitspact is heilig. De rust leek weergekeerd. Totdat de Luxemburgse premier en minister van Financiën Jean-Claude Juncker (niet de minste in Europa) er deze week weer over begon. "Het stabiliteitspact overboord zetten zou desastreus zijn voor de geloofwaardigheid van de euro", begon Juncker voorzichtig. "Maar het zou even dom zijn om stug vast te houden aan rigide criteria die geen rekening houden met de cyclische bewegingen van de economie. Ik zie het economische nut er niet van in te bezuinigen op overheidsuitgaven gedurende een korte dip, enkel en alleen om de begrotingsdoelstellingen te kunnen halen." Praktische, maar weinige principiële taal.
Het stabiliteitspact zelf biedt overigens wel wat ruimte om te 'marchanderen'. Maar volgens de Europese Commissie mogen alleen landen die goed op weg zijn naar een begrotingsoverschot gebruikmaken van deze 'automatische stabilisatoren' om tijdelijke tegenvallers op te vangen. Landen die minder voortgang hebben geboekt in economisch betere tijden, hebben ook minder recht op Brusselse absolutie bij tegenvallers.
De discussie zal pas écht in volle hevigheid losbarsten als de economische teruggang langer aanhoudt dan tot het einde van dit jaar. Want dat betekent dat Frankrijk, Duitsland en Italië kunnen afglijden naar een situatie waarin de nu nog niet geschonden pact-grens voor het begrotingstekort (3%) wordt overschreden. Eventuele boetes staan garant voor groot (nationaal) politiek tumult.
Maar het alternatief - loslaten van de criteria van het stabiliteitspact - is erger. Want dat betekent Europese politieke zelfmoord en vrijwel zeker een dreun voor de eindelijk opkrabbelende euro. Dus zal de druk om de tering naar de nering te zetten de komende tijd worden opgevoerd. Makkelijke oplossingen zijn er niet: tenzij een fors economisch herstel alsnog als manna uit de hemel komt vallen.