De Telegraaf-iDe KrantNieuwsLinkSportLinkDFT.nlDigiNieuwsCrazyLife
za 7 juli 2001  
---
De krant 
Voorpagina Telegraaf 
Binnenland 
Buitenland 
Telesport 
Financiële Telegraaf 
Archief 
ABONNEER MIJ 
De prins en Maxima 
Over Geld 
Fiscus 2001 
Scorebord 
Auto op vrijdag 
Jaaroverzicht 
---
Telegraaf-i
---
Ga naar 
AutoTelegraaf 
Reiskrant 
Woonkrant 
VacatureTelegraaf 
DFT 
CrazyLife 
Tour de France 2001 
Weerkamer 
Al onze specials 
Headlines 
---
Kopen 
 Speurders 
Veilinghal 
ElCheapo 
Siteshopper 
---
Met Elkaar 
Chatweb 
Vertel 
Cybercard 
Netmail 
---
Mijn leven 
AstroLink 
De Psycholoog 
---
Contact 
Adverteren 
Mail ons 
Over deze site 
Bij ons werken 
[terug]
 D E   T E L E G R A A F   T E L E S P O R T 
 
  Lance Armstrong:
Eens dood door kanker

door Lance Armstrong

   
 

DUINKERKEN - Lance Armstrong is de te kloppen grote vedette in de 88e editie van de Tour de France. De tweevoudig winnaar van 1999 en 2000 overwon een paar jaar geleden een memorabel gevecht van een kanker aan een van de teelballen. Niemand geloofde meer in Armstrong die meer dood dan levend was. Maar met een ongekende verbetenheid en wilskracht vocht Armstrong zich terug in het leven van zijn gezin, de wielesport en zijn gezin. Over die laatste bewogen en intensief beleefde periode schreef hij een nieuw hoofdstuk in zijn fascinerende boek Door de Pijngrens. Een schokkend verhaal waaruit Telesport vandaag EXCLUSIEF publiceert.

Klik op de foto voor een afbeelding op volle grootte (284x426, 13kb)
Lance Armstrong. (Foto: Reuters)
Ik ben bang dat ik uiteindelijk zal sterven aan kanker. Hoe vaak ik ook word goedgekeurd en wat de dokters ook zeggen, die gedachte zit altijd in mijn achterhoofd: ik heb het al eens eerder gehad. Maar ieder jaar dat ik weer op de fiets stap om te proberen nog een Tour de France te winnen, is weer een jaar dat ik de ziekte overwonnen heb.

Misschien was het daarom zo belangrijk voor me in 2000 nog één keer de Tour de France te winnen, want fietsen is voor mij hetzelfde als leven. Ik wilde winnen en de reden daarvoor was dat niemand dacht dat ik dat kon. Ze vonden mijn comeback in 1999 al een groot mirakel. Maar ik zag mijn terugkeer als renner niet langer als een comeback. Ik zie het als een bevestiging en een voortzetting van wat ik gedaan heb als iemand die kanker heeft overleefd.

Wanneer ik me had gericht op iets minder dan het nogmaals winnen van de Tour de France, zou ik dat ervaren hebben als een vorm van opgeven. Het zou niet eenvoudig zijn om die prestatie te herhalen, maar dat trok me juist het meest aan. Mijn leven was drukker en gecompliceerder geworden sinds de overwinning in 1999. En daar was ik best blij om, want ik was vader geworden en was actiever dan ooit in de kankerbestrijding. En dan waren er nog de toenemende financiële en zakelijke verantwoordelijkheden, vooral tegenover de sponsors die me trouw waren gebleven. Ik denk dat sommige twijfelaars aannamen dat ik het te druk had, of dat ik gewoon niet sterk genoeg was om de zwaarste wedstrijd ter wereld twee keer achter elkaar te winnen. Maar als er één ding is dat ik niet wil horen, dan is het wel de opmerking dat ik iets niet kan. Door dat tegen me te zeggen, kun je er vrijwel zeker van zijn dat ik ga laten zien dat ik het wel kan.

In de Tour kun je vooral het onverwachte verwachten. In de drie weken die hij duurt, krijg je in ieder geval plotselinge aanvallen, vreselijke valpartijen en verrassende klassementsleiders. Er zijn altijd momenten die cruciaal zijn. Zoals de eerste de beste bergrit vorig jaar op weg naar Hautacam. Toen ik die morgen wakker werd in Dax, regende het. Dat leek me perfect aanvalsweer, vooral omdat ik weet dat de anderen er niet van hielden. Ik ga er nu eenmaal vanuit dat niemand ter wereld meer kan afzien dan ik. Toen de Hautacam voor me oprees, zei ik tegen mezelf dat deze klim een mogelijkheid was, geen obstakel. Achter Javier Otxoa, die al 150 kilometer in de aanval was, heb ik de jacht van mijn leven gereden. Dat was niet genoeg. Ik had het hart niet en evenmin de puf om teleurgesteld te zijn, ik kon Otxoa alleen maar feliciteren met zijn heroïsche rit. Ik had echter wat ik wilde: de gele trui om mijn schouders als leider van het algemeen klassement.

In de etappe over de Mont Ventoux, misschien wel moeilijkste beklimming ter wereld, viel Pantani op vijf kilometer voor de streep aan. Uiteindelijk haalde ik hem twee kilometer later in. Toen ik hem had bijgehaald, riep ik: "Vitesse, vitesse", waarmee ik hem wilde aanmoedigen. Maar hij dacht dat ik hem wilde jennen. We reden samen, in hetzelfde tempo, vechtend tegen de harde wind en onze eigen vermoeidheid, totdat het moment was aangebroken voor de sprint in de laatste kilometer.

Toen deed ik iets waarmee ik hem onbedoeld nog meer tartte. Toen de eindstreep in zicht kwam, besloot ik om niet de strijd met hem aan te gaan voor de etappe-overwinning. Ik beschouwde Pantani als een groot renner, die een moeilijk jaar achter de rug had vanwege de dopingaffaire en geworsteld had om zijn zelfvertrouwen en mentale kracht terug te krijgen. Hij had die dag een dappere rit gereden en ik vond dat de overwinning hem toekwam. Ik nam gas terug, gunde hem de zege.

Het was een beslissing die ik later zou betreuren. Sindsdien is me vaak gevraagd of ik had kunnen winnen, als ik dat gewild had. Het antwoord is: "Ja." Waarom ging ik die dag dan rechtop zitten op mijn fiets? Waar het om gaat, is dat het zowel tactisch als diplomatiek gezien niet verstandig is om te veel etappes te willen winnen in de Tour. Er heerst in het peloton een ongeschreven wet tegen te grote inhaligheid. Als je kunt, help je andere renners en je pikt niet meer etappes in dan je nodig hebt. Voor Amerikanen klinkt dat waarschijnlijk als gesjoemel, maar er zit een vreemd element van eer in. Ik had de gele trui, dus het zou inhalig lijken als ik ook nog de etappe wilde winnen.

Ik dacht dat Pantani een gentleman was, maar dat was hij niet. In plaats van mijn gebaar te accepteren als een eerbewijs van een collega-renner aan een groot klimmer, verklaarde hij dat ik die dag niet de sterkste renner was. Ik was op mijn beurt beledigd en we begonnen een vete die duurde zolang Pantani aan de ronde deelnam. Toen noemde ik hem 'Elefantino', een van zijn andere bijnamen, maar wel een waar hij een hekel aan heeft, omdat die op zijn oren slaat. Pantani antwoordde: "Als Armstrong denkt dat hij met me klaar is, vergist hij zich." Toen Pantani twee dagen later weer een bergetappe won naar het ski- oord Courchevel zei hij dat hij wraak wilde nemen op mij "en dat hebben we vandaag gezien".

Datgene wat winnen zo moeilijk maakt en dan bedoel ik ieder soort winnen, zelfs een weddenschapje om een dollar, laat staan de Tour is dat je lichaam en je geest vrijwel nooit samenwerken. Vaak zijn ze niet met elkaar in evenwicht, en dat geldt vooral voor een wegwielrenner: wanneer je lichaam moe wordt, is het de taak van je geest om te zorgen dat je niet toegeeft aan de impuls om te stoppen. Of als je geest meer wil dan je redelijkerwijs kunt bereiken, is het de taak van je lichaam om in opstand te komen en te zeggen dat het zonder voedsel en drinken niet verder kan. Af en toe zijn die twee goed op elkaar afgestemd en in zo'n geval vlieg je tegen de Hautacam op. Maar wanneer ze recht tegen elkaar ingaan, stamp je omhoog zoals ik naar Morzine beleefde. Doordat ik niet had gegeten onderweg begon ik op zes kilometer voor de top van de Joux Plane terug te vallen. Ik had geluk dat ik niet de hele ronde verloor op die berg.

Ik ging de eindstreep op de Champs Elysées over te midden van een massa Amerikaanse en Texaanse vlaggen. Er was geen ruimte meer voor twijfel. Toen ik op het podium stond, had Kik een verrassing voor me: ze had Luke ook een gele trui aangedaan. Ze gaf me hem aan en ik zette hem op mijn schouders. Die avond hadden we nog een feestje, nu in het Musée d'Orsay, met ongeveer 250 mensen in een zaaltje met fresco's op het plafond. Terwijl de zon onderging boven Parijs, hief ik eens te meer het glas op mijn ploeggenoten. "We hebben geleerd hoe we dit moeten doen", zei ik tegen hen. "We weten nu hoe we dit moeten doen." Maar de beste toespraak werd gehouden door acteur Robin Williams, een hartstochtelijke wielerfanaat die naar Parijs was gekomen om de finish te zien en de feestvreugde met ons wilde delen. Robin zei tegen onze ploeg: "Jullie hebben me in mijn hart geraakt."




 

zoek naar gerelateerde artikelen


za 7 juli 2001

[terug]
     
© 1996-2001 Dagblad De Telegraaf, Amsterdam. Alle rechten voorbehouden.