Van een plukje Mongools lam tot kobaltblauwe geitenhuid
Consuelo
Castiglioni heeft niet zoveel op met mode en trends.
Zo verandert ze het Marni-beeld elk seizoen ook niet
drastisch. "We evolueren meer dan dat we erg veranderen.
Wat betekent dat onze kleren niet ouderwets worden
na zes maanden."
Haar
carrière begonnen als mode-adviseur, nam Consuelo
Castiglioni na haar huwelijk de tijd om - zoals
ze het zelf zegt 'als een typische Italiaanse
vrouw en moeder' haar twee kinderen - Carolina
en Giovanni, inmiddels 21 en 15 - op te voeden.
Getrouwd met Gianni Castiglioni, de president
van Ciwifurs, een familiebedrijf dat al meer dan
een eeuw bont produceert voor het Italiaanse modehuis
Fendi en het Franse huis Pierre Cardin, werd haar
in 1991 gevraagd een bont- en leerlijn voor het
bedrijf te ontwerpen die jongeren moest aanspreken.
"Bontjassen
van dieren als konijn, eekhoorn en stinkdier:
een succes onder jongeren die normaliter niet
doodgevonden zouden willen worden in de pompeuze
bontjas van hun moeder."
In
plaats van de massale statusjassen van nerts en vos
die je in Milaan op iedere straathoek in groten getale
voorbij ziet komen, koos ze voor minder exotische
dieren als konijn, eekhoorn en stinkdier, schoor de
vacht tot een fluweelachtig materiaal en liet de jas
ongevoerd en deels onafgewerkt. Het
werd een succes onder jongeren die normaliter niet
dood gevonden zouden willen worden in de pompeuze
bontjas van hun moeder, maar de luxe van het materiaal
wel konden waarderen.
Een
eerste volledige collectie, met naast bont- en leren
jassen ook gewone kleding, verscheen in 1994. Dierenvachten
en huiden zijn nog steeds een belangrijk onderdeel
van de Marni-look. Variërend van een klein plukje
Mongools lam aan de mouwen tot lange jassen van kobaltblauw
of citroengeel geverfde geitenhuid. Ze geven de collectie
volgens de ontwerpster 'een wilde en emotionele kwaliteit'.