John Hurt heerlijke booswicht
Engelse rasacteur opponent van
Liam Neeson in spektakel 'Rob Roy'
door Eric Koch
Hoe boosaardiger de opponent, hoe sterker de held. Die oude wijsheid wordt
onderstreept door John Hurt, die in het Schotse spektakelstuk 'Rob Roy'
als een heerlijk hooghartige landheer de arme Liam Neeson het vuur aan de
schenen legt. "Een rol om lekker de tanden in te zetten," zegt de Engelse
rasacteur vergenoegd in Edinburgh, waar hij de Europese première van 'Rob Roy' bijwoonde.
"Hij ziet zichzelf niet als boosdoener," verdedigt Hurt zijn personage.
"Hertog Montrose gelooft in klassen. Hij is een man van zijn tijd. Mensen
die sociaal lager op de ladder staan, dienen respect te tonen. Rob Roy doet
dat in Montrose's ogen niet. Rob gaat een lening aan, die hij vervolgens
niet terug kan betalen. Omdat het bedrag van hem gestolen is. Maar daar
heeft de hertog niets mee te maken. En dan durft die brutale Rob Roy ook
nog te weigeren om Montrose's tegenstander, de hertog van Argyle, te verraden.
Zo'n lomperik moet gestraft worden, dat is duidelijk."
Voor Schotland is Rob Roy een held, weet Hurt. "Gevaarlijk om zijn tegenstander
te spelen," glimlacht hij. "Regisseur Michael Caton-Jones belde me op of
ik de grootste schurk uit de Schotse geschiedenis wilde spelen. Met genoegen,
heb ik hem geantwoord." Al eerder leverde Hurt in samenwerking met Caton-Jones
een memorabele rol af in 'Scandal' gaf hij onvergetelijk gestalte aan de
man, die callgirl Christine Keeler op minister Profumo afstuurde en daarmee
het grootste regeringsschandaal uit de jaren zestig op zijn geweten had.
Hurt maakte een prachtige tragische creatie van die figuur. Dat soort rollen
komt niet dagelijks langs, weet Hurt. En dus wacht hij daar niet op. De
ene na de andere film werkt hij af. "Ik ben een werkezel," zegt Hurt. "M'n
gezin lijdt er onder, maar iets interessants kan ik niet afslaan. Acteren
is nu eenmaal m'n grote liefde."
"Neem nou m'n volgende project. Een echt gebeurd verhaal over een Engelsman,
die als krijgsgevangene aan de Birma-spoorweg heeft moeten werken. Van zijn
groep was hij de enige die die ontberingen overleefde. Na de oorlog zoekt
hij getraumatiseerd jarenlang naar de Japanse bewaker die hem martelde.
Tenslotte staat hij tegenover hem op de brug over de rivier de Kwai. Daar
blijkt de Japanner na '45, als een soort boetedoening, lijken van zijn slachtoffers
te zijn gaan zoeken om ze een behoorlijke begrafenis te geven. Op die brug
weten ze hun verleden terzijde te leggen en sluiten ze elkaar vergevingsgezind
in de armen. Schitterend toch!"
Topprestaties
Alleen hard werken leidt tot die paar topprestaties die 't allemaal de moeite
waard maken, zegt Hurt. "Je hoopt telkens op die bijzondere inspiratie,
die je boven jezelf uittilt. Wanneer zoiets plaats zal vinden is niet te
voorspellen. Neem die ervaring van Laurence Olivier. Die speelde op een
zekere avond werkelijk de sterren van de hemel in 'King Lear'. Na afloop
kwam iedereen op hem af om hem met die topprestatie te feliciteren. Maar
hij rende weg en sloot zich op in zijn kleedkamer. Zijn vrouw Joan Plowright
kwam aan de deur vragen wat er aan scheelde. "Ik weet dat ik schitterde",
zei Larry kwaad, "maar ik had er zelf geen invloed op. En dat kan ik niet
velen."
Acteren doet Hurt al sinds zijn negende, toen hij een meisje speelde ("ik
was heel lang een knappe jongen, maar na m'n veertigste sloeg plotseling
de verloedering in alle hevigheid toe") in "The Bluebird". Hij voelde op
dat moment dat alles op zijn plaats viel. Dat acteren iets voor kleine kinderen
is, zoals Marlon Brando ooit zei, spreekt Hurt tegen. "Je inleven in andere
mensen en andere situaties is buitengewoon interessant en leerzaam".
Alleen als het een vlucht uit de werkelijkheid zou zijn, is het misschien
ongezond. Peter Sellers had dat. Een ongelukkig mens. Zijn grootste frustratie
was dat hij geen acteur was, maar een komediant. Hij kon schitterende typetjes
spelen, maar daar was hij niet tevreden mee. Acteren is de waarheid in je
personages vinden en dat kon hij niet, vond hij. Opmerkelijk dat zoveel
mensen iets anders willen dan hun eigen gave."
"Acteren is liegen, hoor je anderen zeggen. Nou, als dat zo was, dan was
ik een hele slechte. De mensen kijken dwars door me heen. Ik weet nog goed
dat ik als jongeman m'n ouders ernstig in verlegenheid heb gebracht, omdat
ik niet kon jokken. M'n vader, een pastoor, kreeg een hoge geestelijke te
dineren. En daar moest ik bij zijn.
Maar ik ging liever op stap. Een smoes ophangen durfde ik niet, want dan
was ik meteen door de mand gevallen. Dus stopte ik een briefje onder de
kaasstolp, in de verwachting dat m'n moeder dat wel zou vinden voordat de
kaas als dessert zou worden geserveerd. Om mijn afwezigheid te verklaren
zeiden m'n ouders dat ik naar een belangrijke studiebijeenkomst was. Vervolgens
meldde de geëerde gast dat hij graag een stukje kaas vóór het diner lustte.
Met een breed gebaar tilde m'n vader de kaasstolp op. Daar vonden ze m'n
briefje: 'Ben naar de jazzclub'..."
"Nee, liegen kan ik beter aan politici overlaten. Die zijn daar veel beter
in. Ik wil de waarheid tonen. Via de verbeelding, net als in de poëzie.
Hoe langer ik het doe, hoe meer ik ervan hou." Hij lacht. "M'n zoontje vindt
m'n beroep maar niets. Als iemand 'm vraagt wat ik doe, dan zegt hij steevast:
'M'n vader verdient geld'."
Publicatie 8 juni 1995
|