" WIDTH="0" HEIGHT="0" BORDER="0" ALT="">
3 januari 1997








Historisch overzicht van Fenno L. Schoustra

Sinds mensenheugenis hebben de Friezen het als een grootse prestatie beschouwd om op één dag alle elf steden van hun provincie schaatsend aan te doen. In een tijd waarin men de paardenwagen en de trekschuit kende als de snelste middelen van vervoer, kan het zich verplaatsen over het ijs bovendien een sensatie worden genoemd. Afstanden 'van vele uren gaans' worden immers zomaar afgelegd.

Maar zo'n Elfstedentocht kan alleen door de allersterksten worden gemaakt. Hun namen worden van generatie op generatie in de familiekring trots doorverteld met de gereden tijden erbij: 'in slechts zestien uren' of, hoe bestaat het 'in vijftien uur precies'.

Soms komt de naam van zo'n krachtpatser in de krant te staan, zoals die van de Leeuwarder kunstschilder Willem Troost: hij volbrengt de tocht in 1862 helemaal alleen en staat daarvoor bijna een etmaal (!) op de schaats.

Maar wat er in de lange en bar strenge winter van 1890 en 1891 gebeurt, is nog nooit vertoond. Plotseling wordt het gewoon een rage om schaatsend langs de elf steden te gaan. Tientallen, nee honderden sterke kerels rijden de tocht of het niks is. En wie toevallig om een hartversterkinkje binnenvalt bij de kastelein Jan Heslinga in IJlst kan daar zijn prestatie vereeuwigen door zijn naam op een lijst te zetten.

Zelfs blijken daar later ook de namen van twee meisjes op te staan: de zusters Lysbeth en Akke Swierstra mogen beschouwd worden als de eerste representanten van het vrouwelijke geslacht dat zich nu ook al stort in het grote Elfsteden-avontuur.

Een heel opmerkelijk figuur die nu eveneens zo'n tocht wil maken, is de vijf en twintigjarige Willem J.H. alias Pim Mulier uit Haarlem. Hij is in Witmarsum als zoon van een burgemeester geboren en hij zal zich ontpoppen als een inventieve sportpionier, oprichter en organisator van tak van takken van sport.

Hij wil, zegt hij, 'de lust bevredigen die hem al zo lang heeft geplaagd om den Elfstedentocht te ondernemen en vooral om den tijd te verbeteren'. Welnu, Pim Mulier heeft nog geen dertien uren nodig om van Leeuwarden naar leeuwarden te rijden en hij zal altijd blijven denken dat er op het Elfstedenijs nooit iemand sneller is geweest.

Maar wat veel belangrijker is? Dat de sportieve Pim achttien jaar later, wanneer hij secretaris is van de Nederlandsche Bond voor Lichamelijke Opvoeding, op een idee komt. Met de herinnering aan dit schaatsavontuur in z'n achterhoofd, denkt hij aan de mogelijkheid van een georganiseerde Elfstedentocht. In plaats van de individuele Elfstedentochten, die er al wie weet hoe lang zijn geweest, zou er eens een gereglementeerd evenement moeten zijn. En geen instantie zou dit beter dan de Friese ijsbond kunnen organiseren.

1909

Die denkt dan aan een eenmalige, een historische gebeurtenis en schrijft aan het eind van het jaar 1908 zo'n tocht als wedstrijd uit, zonder een datum te bepalen: tot de vijfde januari kunnen deelnemers zich aanmelden bij de voorzitter in Leeuwarden.

Wat later nooit meer zal voorkomen, gebeurt nu: het blijft vriezen dat het kraakt en het wordt raadzaam geacht de wedstrijd te vervroegen. En wanneer er zich al 48 deelnemers hebben ingeschreven, wordt de aanmelding van het ene op het andere moment gesloten.......

Het abrupt sluiten van de aanmeldingen wekt het ongenoegen van de jonge jurist mr. Mindert E. Hepkema die als een haas vanuit Hamburg naar Leeuwarden, hier te horen krijgt dat hij zich maar eerder had moeten melden. Het zal nu nog maar even duren of we zullen meer van deze Hepkema te horen krijgen.

In de nacht voor de geplande tocht op 2 januari 1909 valt plotseling de dooi zo onstuimig in dat de meeste kandidaat-rijders zich niet bij de startplaats laten zien. En de 23 anderen mogen zelf bepalen of de tocht doorgaat of niet.

Tenslotte komt de voorzitter van de Friesche IJsbond nog met een verrassende mededeling. 'U dient de tocht eigenlijk niet te beschouwen als een wedstrijd', zegt hij. 'Alleen de flink getrainde jongelui onder U mogen denken aan het winnen van een prijs'.

Welnu, in de wedstrijd/tocht komen drie figuren als favorieten naar voren: de Amsterdammer Tiete Rooseboom en de Friezen Minne Hoekstra en Gerlof van der Ley.

Een kilometer of vijf voor de finish ontstaat er tussen Roosenboom en Hoekstra een interessante discussie over de vraag hoe de strijd moet eindigen. Hoekstra, student in de theologie, die zwaar is gehandicapt omdat hij zijn long net is kwijtgeraakt, wil de strijd laten beslissen in een soort kortebaanwedstrijd. Rooseboom evenwel wil er om hardrijden tot de eindstreep toe.

Wel, dit laatste gebeurt en dan blijkt Minne Hoekstra veruit de snelste te zijn. Na 13 uur en 50 minuten komt hij als eerste bij 'de eindpaal' aan. Gerlof van der L:ey volgt na drie minuten als tweede en Tiete Rooseboom wordt derde na nog eens drie minuten.

Direct na de tocht klimt de net al genoemde en nog altijd knarsetandende mr. Mindert Hepkema in de pen om een speciale Elfstedenvereniging te bepleiten. Hij wil er zeker van zijn dat er bij 'gunstige ijsverhoudingen en voortaan zo mogelijk telkenjare niet alleen een Elfstedentocht maar ook een Elfstedenwedstrijd kan worden georganiseerd'.

1933

De Elfstedentocht van 1933 wordt een heel merkwaardige. Die kan al worden gehouden wanneer het nog maar december is (op de 16e!) en het is dan gewoon lenteweer. De bestuursleden Hepkema en Kingma hebben al zo'n vermoeden dat het ijs sterk genoeg is voor een tocht. Dus gaan ze op verkenning uit en rijden een eindje over de Dokkumer Ee, richting Dokkum.

Maar na een paar kilometer hebben ze het al gezien: bij de buurtschap Snakkerburen zoeken ze een kruidenierswinkeltje op om via de telefoon de wereld te laten weten dat de tocht voor twee dagen later is vastgesteld.

Er komen 339 tocht- en 173 wedstrijdrijders op af, van wie veruit de meesten de race moeiteloos voltooien. Twee rijders, Abe de Vries uit Dronrijp en Sipke Castelein uit Wartena, die zich in de wedstrijd duidelijk de sterksten tonen, spreken af gelijktijdig te zullen finishen.

Maar Abe de Vries ziet het in het ijs gekraste eindstreepje over het hoofd en gaat er een seconde eerder dan z'n makker overheen. Met begrip voor de gemaakte afspraak en omdat het verschil tussen beiden zo gering is geweest, belonen de organisatoren beide rijders met een grote gouden medaille van de eerste prijs. Bovendien zullen zij later beider namen als winnaars vermelden op het Elfstedenmonument aan de Heliconweg in Leeuwarden.

De tijd die De Vries en Castelein op hun Friese schaatsen voor de race nodig hebben, is even meer dan negen uren en nog nooit eerder is er zo'n snelle tijd gemaakt.

1940

De belangstelling voor de marathon neemt snel toe. Voor de tocht van 1940 loopt het aantal deelnemers voor de eerste maal in de duizenden: er zijn nu 2716 tochtrijders en 688 wedstrijdrijders.

Gruwelijke weersomstandigheden met onder meer een felle vorst en snerpende sneeuwjachten slaan enorme gaten in het deelnemersveld en alleen de sterksten blijven overeind en kunnen schaatsend de finish bereiken: alle anderen komen gemotoriseerd in Leeuwarden terug.

De ongekende verschrikkingen brengen de koplopers in de wedstrijd tot het sluiten van 'het pact van Dokkum'. Op handslag beloven zij elkaar gezamenlijk over de eindstreep te zullen gaan.

Tot de stadsgracht in Leeuwarden blijven de vijf sterksten- de crack Cor Jongert, Piet Keijzer, Sjouke Westra, Auke Adema en Dirk van der Duim broederlijk bij elkaar. Maar dan, terwijl het gejuich van het publiek aan de voet van de oude Oldehove aanzwelt, gaat Adema er plotseling vandoor en spatten de vijf toch nog uiteen. Er ontstaat een chaotische eindspurt die Piet Keijzer wint.

Veel geharrewar en veel gepraat na dit verrassende slot. Het Elfstedenbestuur tenslotte zegt de gemaakte afspraak als bindend te beschouwen. Alle rijders zijn dus winnaar en allen krijgen de grote gouden medaille van de eerste prijs. Eveneens goud is er voor Prins Bernhard maar dan als toeschouwer.

Neen, dan Abe de Vries, Jan van der Bij, Sikke Dijkstra en Lo Geveke. Deze tweede groep van vier doet wat de eerste verzuimde en komt broederlijk naast elkander over de streep.

1947

De eerste na-oorlogse tocht, die van 1947, zorgt voor een zwarte bladzijde in de Elfstedengeschiedenis. De omstandigheden zijn nu weer zo ongunstig dat veel rijders letterlijk steun zoeken bij elkaar. Zowel in de tocht als in de wedstrijd bezondigen tallozen zich aan overtredingen. Er wordt veel 'opgelegd' gereden, maar er zijn er ook die doodgemoedereerd hele stukken in een auto afleggen.

De uitslag van de wedstrijd met de bekende Joop Bosman als eerste (10 uur 36 minuten) en Klaas Schipper uit Steenwijkerwold als tweede (10 uur 37 minuten) zal danook niet gehandhaafd blijven. Ook voor de jonge Jeen Nauta uit Wartenga die zo'n geweldige indruk maakte door als derde te eindigen, ligt er geen eremetaal klaar.

Er wordt een speciale commissie geformeerd die probeert alle overtredingen boven water te brengen. En die tenslotte met een verrassende herziening komt. De eerste drie binnengekomen rijders worden gediskwalificeerd en Jan van der Hoorn uit Ter Aar, die als vijfde binnenkwam, wordt tot winnaar uitgeroepen.

Anton Verhoeven uit Dussen als achtste gearriveerd, krijgt de tweede prijs. Geweldenaar Abe de Vries, oorspronkelijk negende, voegt een derde prijs aan zijn eerder verworven Elfstedenlauweren toe.

1985

Na de tocht van 1963 zullen we 22 jaar moeten wachten. In 1985 gebeurt het dan! 16179 tochtrijders en 276 deelnemers beginnen aan de Tocht der Tochten. Vier marathonrijders onderscheiden zich, Jan Kooiman, Jos Niesten, Henri Ruitenberg en Evert van benthem. Al na ruim zes uur komen zij op de Bonke onder de rook van Leeuwarden. In een adembenemende eindsprint moet de tocht die in recordtijd is gereden, worden beslist.

De lichtvoetige Van Benthem legt zijn concurrenten in de luren. Met enkele decimeters voorsprong finisht hij als eerste voor Ruitenberg, Niesten en Kooiman.

1986

Het weer, dat zo vaak voor verrassingen zorgt, doet dat een jaar later ook. Gunstige weersomstandigheden begeleidden de veertiende Elfstedentocht. Aandachttrekkende figuur is weer Evert van Benthem. Jan Kooiman is een geduchte concurrent.

Maar die laatste kan niet doen wat hij een jaar eerder deed. Rein Jonker en Robert Kamperman wel. Zij rijden in de frontlinie maar moeten in de finale buigen voor de ongenaakbare Van Benthem. Tot slot de klinkende cijfers van dit grootse festijn: er zijn 16999 deelnemers gestart, onder wie 862 vrouwen en 115 buitenlanders. Aan de wedstrijd deden 317 rijders mee en er konden bijna 15.000 kruisjes worden uitgereikt, 14989 om precies te zijn.....