6 januari 1997








Verliezers in koor: "Alleen de winnaar telt, wij stellen niets voor"

Stempel drukt op Kleine

Van onze speciale verslaggevers

LEEUWARDEN, maandag - Stempels, daar draait het in het bestaan van Piet Kleine om. Beroepsdeformatie is hem, postbode te Kerkenveld, doorgaans vreemd en dus leek de Tocht der Tochten mede vanwege de karakteristieke stempelhokjes de 45-jarige kilometervreter om meer dan één reden op het lijf geschreven.

Maar rayonhoofd Bijker uit Hindeloopen, een van de eenentwintig onderkoningen die zaterdag voor een dag de Nederlandse troon bestegen, bleek onverbiddelijk toen de veteraan in het schemerdonker voor het oog van de televisiecamera zijn slecht aangegeven post passeerde zonder op een bewijs van doorlating te wachten. Hij seinde Jan-Willem van den Ham in. Diskwalificatie, oordeelde de wedstrijdleider. Kinderachtig, riposteerde Kleine. "En een enorme domper na zo'n fraaie dag."

Geen bloemen, geen schouderklopje van voorzitter Henk Kroes, geen rollebollende fotografen, geen klapzoen van de onvermijdelijke Erica Terpstra honderd meter voorbij het finishdoek op de Bonkevaart duurt het lijden voor de mannen van de lange adem die slechts aan het succes hebben mogen ruiken onverminderd voort. Gezeten op een bankje doet Kleine, ijspegel aan het karakteristieke gelaat, verwoede pogingen zich van zijn schaatsen te ontdoen. Zelfs de broodnodige hulp van een soigneur is hem niet vergund. Waar voor Henk Angenent het leven van de ene op de andere seconde nooit meer hetzelfde zal zijn, figureert de uitgewoonde Kleine als lijdend voorwerp in een razend leuk spelletje van twee beschonken Friezen, die een weddenschap hebben afgesloten dat een van hen de muts van de veteraan niet durft op te tillen.

De door de wol geverfde Kleine kijkt niet op of om als zijn hoofddeksel wordt afgetrokken. Hij verbaast zich nergens meer over. Of het moet het feit zijn dat niet Erik Hulzebosch of Henk van Benthem (de enige twee ploeggenoten van het zestal dat de finale van de vijftiende Elfstedentocht tot een onvergetelijke maakte), maar Angenent de weg naar de onvergankelijke roem in sloeg. "Ben je met twee man vertegenwoordigd en wint een ander, dan doe je het toch verkeerd", klonk het met veel gevoel voor understatement.

Zijn eigen kansen waren nihil, wist hij bij het opdraaien van de Vaart der Vaarten. Geen goede benen, kramp, het gevolg van drie uur achter de feiten (lees: de eerste groep) aan rijden na een slechte start, een inspanning waarvoor hij op de Blikvaart de rekening gepresenteerd kreeg. Bovendien was er de schrik voor het duo Hulzebosch/Van Benthem. "De een was torenhoog favoriet, de ander was de sterkste van ons zessen. Als je dan met z'n tweeën als ploeg rijdt, zit er meer in dan de tweede en de vierde plaats. Op deze manier geef je de overwinning uit handen."

De tactiek (of beter: het ontbreken daaraan) had ook Arnold Stam bevreemd. Dat uitgerekend Hulzebosch er bij zijn ploeggenoot op aandrong de kopgroep bij elkaar te houden was een hersenkronkel waar hij niet bij kon. "Want Erik was zeker niet super, dat kon je zien wanneer hij de kop moest overnemen. Normaal gesproken zet-ie het spel op de kant, waardoor je met je snufferd vol in de wind zit. Dat was nu geen enkele maal het geval."

"De wedstrijd was door de wind en het goede ijs eigenlijk te simpel, het is geen moment een echte slijtageslag geweest", analyseerde Bert Verduin, die kampte met zere benen, een pijnlijke souvenir van het Nederlands kampioenschap dat hij begin vorige week op zijn naam had gebracht. "Had ik de benen van Ankeveen gehad, dan had de rest een hele kluif aan me gehad. Nu kon ik niet meer doen dan afwachten op een ontsnapping. En die kwam dus niet."

Als een van de weinigen in de kopgroep geloofde Henk van Benthem serieus in zijn kansen. Maar dat hij er niet in slaagde in de voetsporen van broer Evert te treden kon hem er niet van weerhouden met zijn eeuwige grijns van het ijs te stappen. Het commentaar op de aanpak van hem en Hulzebosch klonk hem vreemd in de oren. Kritiek, wat nou kritiek? "Je kunt ook zeggen dat zij met z'n vieren tegen Erik en mij hebben gereden", pareerde hij.

Maar ach, wat zou hij zich druk maken. Hij had een mooie dag gehad en de laatste honderd kilometer dagdromend doorgebracht. "Bij de doorkomsten door die dorpen reed ik met kippenvel op mijn rug en stonden de tranen in mijn ogen, zo geroerd was ik. Steeds vaker schoot het de laatste honderd kilometer door mijn hoofd dat het me wel mooi zou lijken deze wedstrijd te winnen." Het mocht niet zo zijn, constateerde hij aan de finish met de nuchterheid die onlosmakelijk met het marathonschaatsen is verbonden. "Angenent was de beste, punt uit. Dan moet je niet zeuren, maar blij zijn dat je dit mee hebt mogen maken."

Geslapen werd er in de nacht van zaterdag op zondag niet bij het viertal. "Als ik mijn ogen dicht deed, zag ik weer die mensenmassa's voor me", herinnerde Verduin zich. "Had ik maar dit of dat gedaan, maalde het door mijn hoofd. Het was een schitterende dag geweest, maar we kennen onze plaats weer. Alleen de winnaar telt. Wij stellen helemaal niets voor."


Meer over het stempeldrama: Elfstedenbestuur in dubio over Piet Kleine