Winnaar van 1954 een halve eeuw Elfstedenrijder
Legendarische Jeen begint 'gouden' tocht
door FRITS HUIS
HEERENVEEN, vrijdag - Temidden der kampioenen viert een levende Elfstedenlegende
zijn gouden jubileum. Vier dagen voor hij negenenzestig wordt zal Jeen van
den Berg zijn vijftigste jaar als Elfstedenrijder bereiken. Morgen verschijnt
hij, ijs en weder dienende, aan de start voor zijn zevende Elfstedentocht
in een halve eeuw. De tocht van 1954 schreef hij op zijn naam en in 1963
werd hij, meer dood dan levend, na Reinier Paping derde. Een gouden kruisje
tussen het reeds verdiende zilver zou deze voorbeeldige sportman niet misstaan.
De nuchterheid van Jeen van den Berg kennende, zal dit gouden jubileum waarschijnlijk
net zo bescheiden voorbijgaan als de legendarische Fries zijn baantjes trekt.
In 1947 schaatste Jeen van den Berg, negentien jaar oud, zijn eerste Elfstedentocht.
Het was een barre. Er stond een gemene oostenwind, het ijs was afgrijselijk
slecht en onderweg ging het er niet altijd even sportief aan toe. Een buurman
had Jeen echte schoennoren geleend, maar de aanstaande onderwijzer nam voor
alle zekerheid ook zijn houten schaatsen mee. Dat was maar goed ook.
"In Balk liep ik op een stuk dakpan", herinnert hij zich. "Met tegenwind
kon ik niet meer afzetten. Bij Workum bond ik mijn houten schaatsen onder.
Dat ging verder goed, maar ze werden wel bot." Jeen kwam als 24e binnen
in 11 uur en 50 minuten. Een opmerkelijk debuut.
Herinneringen van een sportman die niet gewend is achterom te kijken. Voor
de gouden Elfstedenrijder telt vooral het heden, al loopt de Elfstedenkoorts
anno 1997 niet meer zo hoog op. Jeen van den Berg: "Och nee, ik ben erg
rustig, maar ik houd er wel rekening mee. Van de week heb ik een paar uurtjes
proefgereden. Dat viel tegen. Veel te koud! Een dag later, met een dikkere
schaatsoverall, ging het al een stuk beter."
De oude meester is blij dat de Elfstedentocht niet na het weekeinde wordt
gehouden. Hij zegt: "De praktijk wijst uit dat een depressie altijd twaalf
uur eerder komt dan zij voorspeld is. Ik heb goede hoop dat het ijs in Sneek
tot tien centimeter zal aangroeien. Als de wedstrijdrijders er overheen
mogen, zal dat waarschijnlijk ook wel gelden voor de eerste duizend toerrijders,
waar ik toe behoor. Dan hoef ik niet met de bus."
Als Jeen van den Berg morgen met ingevet sportlijf op het ijs stapt, zullen
zijn schaatsen keurig door hoezen worden beschermd en gaan zijn eens bevroren
ogen achter een skibril schuil. Decennia vliegen voorbij, hoe grijs lijkt
een schaatsverleden waarin je al de koning te rijk was met een vliegenierspet
uit de tijd van de luchtvaarpioniers? En toch deed Jeen van den Berg al
aan de Elfstedentocht mee toen zo'n Lindberghkap je van het was. "Met twee
kranten onder mijn pak," glimlacht hij. "Ik gebruikte een plaatselijke krant,
want die had het beste papier. Een krant voor het bovenlichaam en één voor
het onderlichaam. Het vervelende was alleen dat de bovenste altijd naar
beneden zakte."
In 1956 eindigde Jeen van den Berg als zesde, na het verbond van vijf dat
in eendracht over de finish kwam en juist daardoor naast de medailles greep.
Ondanks zijn derde plaats in 1963, denkt de Heerenvener niet met plezier
terug aan dat slagveld der bevroren ledematen in een tocht die volgens hem
niet had mogen doorgaan. "Ik had moeten opgeven", bekent hij. "Mijn ogen
waren bevroren en ik was zo total loss dat pas in juni van dat jaar mijn
opengeschuurde hielen hersteld waren. Sommige rijders die toen bij de eersten
waren hebben nooit meer op hoog niveau geschaatst. Daarom zeg ik nu: 'Jeen
jongen, wat mag je blij zijn dat je nog mee kan'."
Marathonrijders zijn van een apart en veelal onverbeterlijk slag. De in
1963 opgedane ervaringen ten spijt, weigerde Jeen van den Berg in 1980 te
Oulo, Finland, gewond en al uit de alternatieve Elfstedentocht te stappen.
Hij was zo ongenadig ten val gekomen dat zelfs de keiharde Jan Roelof Kruithof
bezorgd bij hem bleef. Met bebloed hoofd schaatste Jeen door. Toen de bekende
'schaatsarts' dokter Wiemer hem uit de wedstrijd wilde halen, rukte Jeen
zich los en tegen toegeschoten officials riep hij telkens: "Ik kom weer
bij, ik kom weer bij!" Na de koers kon hij zich van dit alles niets meer
herinneren.
Ach ja, die wilde jaren... Jeen van den Berg: "Ik ben iemand die weinig
belang hecht aan wat geweest is. Wat komt is belangrijk. Daarom kijk ik
ook wel weer naar uit naar de Elfstedentocht. Maar ik wil hem met plezier
rijden en ik zal dan ook niet als een dolle de nacht induiken. Ik wil proberen
heel aan te komen, met mijn schaatsen en met mijn lichaam."
Trots is de bijna negenenzestigjarige op het feit dat hij nog altijd een
sponsor heeft. Het Almeerse bedrijf Indros houdt onverminderd vertrouwen
in de publiciteitswaarde van de man die een gouden Elfstedenmedaille koestert.
Dat exclusieve eremetaal won Jeen van den Berg op woensdag 3 februari 1954.
De laatste meters van die tocht voegden nieuwe stof toe aan de toch al zo
rijke Elfstedenhistorie. In het zicht van de finish stuitte de kopgroep
waar Jeen in zat op een verwarrende omleiding bij de Noorderbrug. Van den
Berg kwam er als eerste doorheen, maar werd achterhaald door de Brabander
Anton Verhoeven. Toen beide rijders een bord met het woord 'Einde' zagen,
gooiden zij reeds de armen in de lucht, maar onder 'Einde' bleek in kleinere
letters '500 m' te staan. Jeen van den Berg was de eerste die het zag en
onbedreigd sprintte hij in de recordtijd van 7 uur en 35 minuten naar de
zege.
Er waren in 1954 geen dagelijkse persconferenties van de vereniging De Friesche
Elf Steden en niemand deed hysterisch over Jeens overwinning. De triomfator
van destijds: "Tegenwoordig rijden bussen met dames van de Nederlandse Vereniging
van Huisvrouwen speciaal naar St. Jansklooster om het huis van Evert van
Benthem te kunnen zien. Wij maakten er vroeger niet zo'n drukte van. Je
moet niet denken dat ooit door de Nawijnstraat in Nij Beets een bus met
huisvrouwen is gereden."
|