" WIDTH="0" HEIGHT="0" BORDER="0" ALT="">
3 januari 1997








Winnaar van 1954 een halve eeuw Elfstedenrijder
Legendarische Jeen begint 'gouden' tocht

door FRITS HUIS

HEERENVEEN, vrijdag - Temidden der kampioenen viert een levende Elfstedenlegende zijn gouden jubileum. Vier dagen voor hij negenenzestig wordt zal Jeen van den Berg zijn vijftigste jaar als Elfstedenrijder bereiken. Morgen verschijnt hij, ijs en weder dienende, aan de start voor zijn zevende Elfstedentocht in een halve eeuw. De tocht van 1954 schreef hij op zijn naam en in 1963 werd hij, meer dood dan levend, na Reinier Paping derde. Een gouden kruisje tussen het reeds verdiende zilver zou deze voorbeeldige sportman niet misstaan.

De nuchterheid van Jeen van den Berg kennende, zal dit gouden jubileum waarschijnlijk net zo bescheiden voorbijgaan als de legendarische Fries zijn baantjes trekt. In 1947 schaatste Jeen van den Berg, negentien jaar oud, zijn eerste Elfstedentocht. Het was een barre. Er stond een gemene oostenwind, het ijs was afgrijselijk slecht en onderweg ging het er niet altijd even sportief aan toe. Een buurman had Jeen echte schoennoren geleend, maar de aanstaande onderwijzer nam voor alle zekerheid ook zijn houten schaatsen mee. Dat was maar goed ook.

"In Balk liep ik op een stuk dakpan", herinnert hij zich. "Met tegenwind kon ik niet meer afzetten. Bij Workum bond ik mijn houten schaatsen onder. Dat ging verder goed, maar ze werden wel bot." Jeen kwam als 24e binnen in 11 uur en 50 minuten. Een opmerkelijk debuut.

Herinneringen van een sportman die niet gewend is achterom te kijken. Voor de gouden Elfstedenrijder telt vooral het heden, al loopt de Elfstedenkoorts anno 1997 niet meer zo hoog op. Jeen van den Berg: "Och nee, ik ben erg rustig, maar ik houd er wel rekening mee. Van de week heb ik een paar uurtjes proefgereden. Dat viel tegen. Veel te koud! Een dag later, met een dikkere schaatsoverall, ging het al een stuk beter."

De oude meester is blij dat de Elfstedentocht niet na het weekeinde wordt gehouden. Hij zegt: "De praktijk wijst uit dat een depressie altijd twaalf uur eerder komt dan zij voorspeld is. Ik heb goede hoop dat het ijs in Sneek tot tien centimeter zal aangroeien. Als de wedstrijdrijders er overheen mogen, zal dat waarschijnlijk ook wel gelden voor de eerste duizend toerrijders, waar ik toe behoor. Dan hoef ik niet met de bus."

Als Jeen van den Berg morgen met ingevet sportlijf op het ijs stapt, zullen zijn schaatsen keurig door hoezen worden beschermd en gaan zijn eens bevroren ogen achter een skibril schuil. Decennia vliegen voorbij, hoe grijs lijkt een schaatsverleden waarin je al de koning te rijk was met een vliegenierspet uit de tijd van de luchtvaarpioniers? En toch deed Jeen van den Berg al aan de Elfstedentocht mee toen zo'n Lindberghkap je van het was. "Met twee kranten onder mijn pak," glimlacht hij. "Ik gebruikte een plaatselijke krant, want die had het beste papier. Een krant voor het bovenlichaam en één voor het onderlichaam. Het vervelende was alleen dat de bovenste altijd naar beneden zakte."

In 1956 eindigde Jeen van den Berg als zesde, na het verbond van vijf dat in eendracht over de finish kwam en juist daardoor naast de medailles greep. Ondanks zijn derde plaats in 1963, denkt de Heerenvener niet met plezier terug aan dat slagveld der bevroren ledematen in een tocht die volgens hem niet had mogen doorgaan. "Ik had moeten opgeven", bekent hij. "Mijn ogen waren bevroren en ik was zo total loss dat pas in juni van dat jaar mijn opengeschuurde hielen hersteld waren. Sommige rijders die toen bij de eersten waren hebben nooit meer op hoog niveau geschaatst. Daarom zeg ik nu: 'Jeen jongen, wat mag je blij zijn dat je nog mee kan'."

Marathonrijders zijn van een apart en veelal onverbeterlijk slag. De in 1963 opgedane ervaringen ten spijt, weigerde Jeen van den Berg in 1980 te Oulo, Finland, gewond en al uit de alternatieve Elfstedentocht te stappen. Hij was zo ongenadig ten val gekomen dat zelfs de keiharde Jan Roelof Kruithof bezorgd bij hem bleef. Met bebloed hoofd schaatste Jeen door. Toen de bekende 'schaatsarts' dokter Wiemer hem uit de wedstrijd wilde halen, rukte Jeen zich los en tegen toegeschoten officials riep hij telkens: "Ik kom weer bij, ik kom weer bij!" Na de koers kon hij zich van dit alles niets meer herinneren.

Ach ja, die wilde jaren... Jeen van den Berg: "Ik ben iemand die weinig belang hecht aan wat geweest is. Wat komt is belangrijk. Daarom kijk ik ook wel weer naar uit naar de Elfstedentocht. Maar ik wil hem met plezier rijden en ik zal dan ook niet als een dolle de nacht induiken. Ik wil proberen heel aan te komen, met mijn schaatsen en met mijn lichaam."

Trots is de bijna negenenzestigjarige op het feit dat hij nog altijd een sponsor heeft. Het Almeerse bedrijf Indros houdt onverminderd vertrouwen in de publiciteitswaarde van de man die een gouden Elfstedenmedaille koestert.

Dat exclusieve eremetaal won Jeen van den Berg op woensdag 3 februari 1954. De laatste meters van die tocht voegden nieuwe stof toe aan de toch al zo rijke Elfstedenhistorie. In het zicht van de finish stuitte de kopgroep waar Jeen in zat op een verwarrende omleiding bij de Noorderbrug. Van den Berg kwam er als eerste doorheen, maar werd achterhaald door de Brabander Anton Verhoeven. Toen beide rijders een bord met het woord 'Einde' zagen, gooiden zij reeds de armen in de lucht, maar onder 'Einde' bleek in kleinere letters '500 m' te staan. Jeen van den Berg was de eerste die het zag en onbedreigd sprintte hij in de recordtijd van 7 uur en 35 minuten naar de zege.

Er waren in 1954 geen dagelijkse persconferenties van de vereniging De Friesche Elf Steden en niemand deed hysterisch over Jeens overwinning. De triomfator van destijds: "Tegenwoordig rijden bussen met dames van de Nederlandse Vereniging van Huisvrouwen speciaal naar St. Jansklooster om het huis van Evert van Benthem te kunnen zien. Wij maakten er vroeger niet zo'n drukte van. Je moet niet denken dat ooit door de Nawijnstraat in Nij Beets een bus met huisvrouwen is gereden."