Indirecte
belastingen
Met
de invoering van het nieuwe belastingstelsel vindt vanaf 1
januari 2001 een zeer grote verschuiving plaats van directe
belastingen, zoals loon- en inkomstenbelasting, naar indirecte
belastingen. Dat zijn belastingen die worden geheven op
producten.
Het kabinet
wil daarmee de Nederlandse belastinginkomsten de komende jaren
zoveel mogelijk stabiliseren, waardoor deze bijvoorbeeld minder
afhankelijk worden van schommelingen in de economische groei.
Daarnaast
wordt het extra geld, dat met de hogere indirecte belastingen
wordt ontvangen, meer dan volledig teruggegeven aan de burger
via fors lagere belastingtarieven in de loon- en inkomstenbelasting.
Zo dalen de twee hoogste belastingtarieven van 60% en 50%
naar respectievelijk 52% en 42%.
Verreweg
de meest zichtbare verhoging van indirecte belastingen vormt
in 2001 de aanpassing van het hoge btw-tarief van 17,5% naar
19%. Een groot aantal luxere artikelen zal daardoor in 2001
in prijs stijgen, hetgeen de schatkist jaarlijks ruim vier
miljard gulden extra zal opleveren. De inflatie loopt daardoor
in 2001 extra op, maar dit eenmalige effect is in 2002 uitgewerkt.
Daarnaast
zal ook een groot aantal milieubelastingen flink worden verhoogd.
Zo gaat de energiebelasting voor huishoudens, voor het gebruik
van stroom en gas, met totaal zo'n vier miljard gulden omhoog.
Voor huishoudens
gaat de heffing op een kubieke meter aardgas exclusief btw
van 20,82 naar 26,50 cent, terwijl de ecotax voor een kilowattuur
elektriciteit van 8,20 naar 12,85 cent stijgt.
Ook
de accijns op benzine en diesel gaat volgend jaar omhoog,
terwijl de wegenbelasting iets omlaag gaat. Een liter diesel
wordt daardoor inclusief btw 4,1 cent duurder en een liter
benzine 6 cent. Verder worden pakjes shag en sigaretten 30
cent duurder.
|