Buitengewone
lasten (persoonsgebonden aftrek)
Tot
en met 2000 vielen speciale uitgaven voor ziekte, invaliditeit
en vergelijkbare zaken onder de 'buitengewone lasten'. Per
1 januari 2001 spreekt de fiscus van 'persoonsgebonden aftrek'.
Dit is een aftrekmogelijkheid die niets met het werk te maken
heeft, maar veel meer met uitgaven van strikt persoonlijke
aard.
Toch
moeten we nog even een stap terug zetten naar het 'oude' belastingstelsel.
Over het kalenderjaar 2000 zijn de buitengewone lasten volgens
het bekende regime aftrekbaar, voor zover zij een bepaalde
drempel overschrijden. Deze drempels zijn mede afhankelijk
van het inkomen en liggen vrij hoog. Aftrekbaar boven deze
drempels zijn:
- kosten
voor ziekte, invaliditeit, bevalling, adoptie, arbeidsongeschiktheid,
overlijden;
- kosten
voor bepaalde diëten;
- studie
voor een ander beroep;
- kosten
levensonderhoud van kinderen jonger dan 27 jaar voor wie
geen recht bestaat op kinderbijslag of studiefinanciering
en die door de belastingplichtige worden onderhouden;
- in
bepaalde omstandigheden kosten levensonderhoud van kinderen
ouder dan 27 jaar en overige naaste verwanten die geen recht
hebben op studiefinanciering. Het gaat om familieleden die
slechts een gering inkomen hebben;
- kosten
voor kinderopvang;
- giften.
Grofweg
de volgende drempels gelden:
- ziektekosten
et cetera.: 121/5 procent van het inkomen, met een minimum
van ruim 3000 gulden voor gehuwden;
- studiekosten:
800 gulden bij een inkomen van ruim 40.000 gulden of meer.
Bij minder dan ruim 40.000 gulden 2 procent van het inkomen;
- kosten
levensonderhoud kinderen jonger dan 27 jaar: geen drempel,
vaste bedragen afhankelijk van leeftijd kind;
- kinderen
ouder dan 27 jaar: net als studiekosten;
- giften:
1 procent van het inkomen. Bij lage inkomens tot ruim 12.000
gulden: 120 gulden;
- kosten
kinderopvang: maximaal ruim 11.000 gulden.
Vanaf
2001 komt er een verandering in de aftrekbaarheid van de bovengenoemde
lasten. De drempels blijven ongeveer gelijk, maar sommige
posten zijn niet meer aftrekbaar, terwijl er een andere aftrekpost
bij komt, namelijk scholingskosten.
Let
op!
De buitengewone lasten worden per 1 januari 2001 'buitengewone
uitgaven' genoemd en vallen dus onder de 'persoonsgebonden
aftrek'. Bij deze persoonsgebonden aftrek geldt er een belangrijke
uitzondering. De persoonsgebonden aftrek vindt plaats in box
1 en moet dus worden afgetrokken van de inkomstenbelasting.
Box 1, 2 en 3 zijn 'gesloten' zodat aftrekposten in de ene
box niet kunnen worden verrekend in de andere box. Als het
inkomen in box 1 echter te laag is om deze persoonsgebonden
aftrek te kunnen aftrekken, kan het restant met het inkomen
in box 3 of , indien ook box 3 te weinig soelaas biedt, zonodig
in box 2 worden verrekend. Bieden de boxen 1, 2 en 3 in een
bepaald jaar onvoldoende ruimte voor de gehele persoonsgebonden
aftrek waarop u recht heeft, dan mag u het resterende bedrag
in het volgende jaar, in dezelfde volgorde, aftrekken. Dit
biedt dus wat meer ruimte wat betreft aftrekmogelijkheden
van persoonsgebonden uitgaven.
De
volgende buitengewone uitgaven zijn vanaf 1 januari 2001 aftrekbaar:
- levensonderhoud
kinderen jonger dan 27 jaar (hiervoor gelden vaste bedragen.
Voorwaarde is dat de ouder een belangrijk gedeelte van de
kosten van levensonderhoud voor zijn/haar rekening neemt);
- ziekte,
invaliditeit, bevalling of overlijden (alleen nog bij de
belastingplichtige zelf, zijn of haar partner of kinderen
jonger dan 27 jaar);
- kosten
kinderopvang;
- scholingskosten.
- uitgaven
voor monumentenpanden
De
aftrek voor kosten van levensonderhoud van kinderen ouder
dan 27 jaar en familieleden zoals ooms en tantes is vervallen.
Uitzondering: de reiskosten van weekendbezoek aan gehandicapte
kinderen van 27 jaar en ouder die in een inrichting verblijven.
De
aftrekmogelijkheid voor studie voor een ander beroep is tegenwoordig
breder van opzet. Voorheen was er fiscaal gezien een onderscheid
tussen studiekosten die werden gemaakt om meer kennis voor
de eigen functie te vergaren en studiekosten die werden gemaakt
om een andere baan te krijgen. De eerste categorie werd als
beroepskosten gezien, de tweede categorie als buitengewone
lasten. Er is per 1 januari 2001 een nieuwe scholingsaftrek,
die ook geldt voor bij- en omscholing. De eerste 1102 gulden
(500 euro) van de studiekosten is niet aftrekbaar. Het meerdere
van de studiekosten mag u aftrekken. Er is echter geen aftrek
mogelijk voor excursies, studiereizen of de kosten voor de
studeerkamer.
Een
andere 'persoonsgebonden' aftrekpost is de kwijtschelding
van geldleningen aan beginnende ondernemers, de zogeheten
'Tante Agaath-leningen'.
|