Boxenstelsel
Het
'boxenstelsel' dat vanaf 1 januari 2001 bestaat, is het allergrootste
verschil tussen het huidige en het nieuwe belastingstelsel.
Tot nu toe worden alle inkomsten die iemand heeft, bij elkaar
opgeteld en belast tegen de zogeheten 'progressieve tarieven'.
Dit betekent dat belastingbetalers die een inkomen uit werk
hebben, alle andere verdiensten bij dit inkomen moeten optellen
en hierover, afhankelijk van de hoogte van het totale inkomen,
50 of 60% belasting moeten betalen.
Voorbeelden
van dergelijke verdiensten zijn rente van spaarrekeningen,
dividend van beleggingsrekeningen en andere inkomsten uit
vermogen. Weliswaar zijn er voor dergelijke inkomsten vrijstellingen.
Maar zodra iemand boven deze vrijstellingen uitkomt, moet
er over elke gulden 50 of 60% belasting worden betaald. Dat
zijn de huidige tarieven van de inkomstenbelasting.
In
het nieuwe fiscale stelsel worden inkomens naar hun aard gescheiden
en ondergebracht in drie boxen die geheel los van elkaar staan.
In box 1 komen het inkomen uit werk, winst uit een onderneming
en het eigen huis. Hier gelden nieuwe tarieven voor de loon-
en inkomstenbelasting (afhankelijk van de hoogte van het inkomen)
van respectievelijk 32,35%, 37,60% (voor 65-plusser resp.
14,45 en 19,70%), 42% en 52%.
In box 2 komt een speciaal tarief voor mensen die een belang
van 5% of meer in een vennootschap hebben. Dit zijn veelal
directeuren-eigenaren van middelgrote en kleinere bedrijven
die aldus een 'aanmerkelijk belang' in hun eigen zaak hebben.
Zij betalen een heffing van 25% over inkomsten uit aandelen.
In
box 3 wordt het gehele vermogen dat iemand heeft, ondergebracht.
Dat bestaat uit spaar- en beleggingstegoeden, het tweede huis,
ander onroerend goed met uitzondering van het eerste eigen
huis, en bezittingen die worden aangehouden om mee te beleggen
of te handelen, zoals partijen waardevolle schilderijen. Uitgezonderd
zijn goederen die voor persoonlijk gebruik zijn bestemd, zoals
een boot, caravan of auto.
Over
het totale vermogen moet de 'vermogensrendementsheffing' worden
betaald. De fiscus gaat er vanuit dat er op het vermogen een
vast (forfaitair) rendement van 4% wordt behaald. Hierover
moet 30% belasting worden betaald. Effectief komt dit neer
op een heffing van 1,2%. In box 3 geldt een vrijstelling van
bijna ƒ37.500 per persoon plus ƒ5000 voor ieder kind.
Schulden
die zijn aangegaan om het vermogen op te bouwen, zoals leningen,
mogen van de totale waarde van het vermogen worden afgetrokken.
Over het resterende bedrag moet de heffing van 1,2% worden
afgerekend. Boekt iemand een rendement van meer dan 4%, dan
kan dit belastingvrij worden geïnd. Het loont dus te proberen
een zo hoog mogelijk rendement in box 3 te halen. De hypotheekrente
voor het tweede huis is niet meer aftrekbaar, maar daar staat
tegenover dat huurinkomsten uit de tweede woning volledig
onbelast zijn.
Tussen
de boxen staan 'Chinese muren'. Dat houdt in dat verliezen
die in de ene box worden geleden, niet kunnen worden verrekend
met inkomsten in andere boxen. Uitzondering: iemand die bijzondere,
onvergoede uitgaven heeft, zoals ziekte- of studiekosten,
en een te laag inkomen heeft in box 1, mag deze kosten aftrekken
in box 3 of box 2.
Meer
informatie over het boxenstelsel bij Acadium *
Meer
informatie over het boxenstelsel bij Tomorrow *
|