NEW YORK - De Amerikaanse effectenbeurzen zijn de week opnieuw uiterst lauw begonnen. Het nadreunende werkloosheidscijfer en dalende olieprijzen deden beleggers van de aandelenmarkten weglopen. Vooral Exxon Mobil en IBM moesten het ontgelden.
De Dow Jones-index sloot 2% lager op 9808,04 punten. De technologiezware Nasdaq moest 2,1% inleveren op 1578,42. Beleggers blijven uiterst nerveus bij nieuws dat zou kunnen wijzen op een later dan verwacht herstel van de Amerikaanse economie. Hoewel dat een naderende renteverhoging onwaarschijnlijk maakt (vandaag komt de Federal Reserve bijeen om zich over het rentepeil te buigen), geeft het te denken over de bedrijfscijfers die de komende tijd nog zullen volgen.
Onder de Dow-fondsen moest Exxon Mobil 3,3% inleveren. De oliemaatschappij liep de averij op nadat Irak had bekendgemaakt dat het de olie-export zou gaan hervatten. Die mededeling zorgde voor een kortstondige daling van de olieprijs en dat zet traditioneel de oliewaarden onder druk.
Grootste verliezer in de Dow was IBM. Het fonds verloor 7%, zonder duidelijk aanwijsbare redenen, aldus een beursman. Collega Hewlett Packard deed met een koerswinst van 4,5% betere zaken. Het symbool van het aandeel van het computerconcern op de effectenbeurs in New York is gisteren gewijzigd van HWP in HPQ wegens de overname van branchegenoot Compaq. De notering van Compaq is vervallen.
Peregrine Systems, genoteerd aan de Nasdaq, spande de kroon met een koersval van 65%. Het softwarebedrijf is een intern onderzoek begonnen naar mogelijke onregelmatigheden in de boekhouding. President-directeur Steve Gardner en de financiële topman Matt Glass zijn afgetreden.
Volgens het bedrijf gaat het om onjuiste weergave van de omzetcijfers tot een totaal bedrag van $100 miljoen. De directie is attent gemaakt op de onregelmatigheden door de nieuwe accountant KPMG. Die was vorige maand ingehuurd als vervanger van branchegenoot Arthur Andersen, die in opspraak was geraakt door zijn rol in het schandaal rond het failliete energieconcern Enron.