DEN HAAG - Het plan om een deel van de bollenteelt van de kust naar andere gebieden in ons land te verplaatsen, roept vooral vraagtekens op. Aan de ene kant drukt de aan de kust flink groeiende bollenteelt op het milieu, woningbouw en natuurontwikkeling.
Aan de andere kant dreigt de overheid de kip met de gouden eieren te slachten, want bloembollen zijn een belangrijk exportproduct. Rest bovendien nog de vraag hoe en waarheen de overtollige telers verplaatst zouden moeten worden, want de teeltomstandigheden op de zee- en zand-gronden aan de kust zijn uniek.
De bollenteelt is al jaren een van de weinige echte groeisectoren in de land- en tuinbouw. Het bloembollenareaal groeit met gemiddeld 5% per jaar. Tien jaar geleden bedroeg het areaal nog 15.000 hectare, terwijl dat nu al rond de 22.500 hectare schommelt. Ook vanuit economisch oogpunt is de sector belangrijk. Ten eerste lokken de bloeiende bollenvelden, zoals in De Keukenhof, elk jaar weer wagonladingen toeristen naar ons land. En ten tweede verloopt 90% van de wereldhandel in bollen via Nederland. De in totaal 2700 telers zijn goed voor een jaarlijkse exportwaarde van 1,5 miljard, met als belangrijkste afzetgebieden de VS, Japan en Duitsland. De sector is goed voor 13.000 arbeidsplaatsen.
"Bollentelers zijn eigenlijk al eeuwen op zoek naar de beste plekken om bollen op te telen", legt Sjaak Langeslag, voorzitter van de Koninklijke Vereeniging voor Bloembollencultuur, uit. "Maar het probleem is dat eigenlijk alleen de teelt van gladiolen en van een aantal tulpen- en leliesoorten goed gedijt buiten de zand- en zeegronden aan de kust."
Als het aan de telers lag, waren ze allang uitgeweken naar goedkopere oorden in het land, zo stelt Langeslag. "In het westen kost een hectare al gauw 400.000, terwijl je in Flevoland maar 100.000 kwijt bent. Als het mogelijk was om de teelt te verplaatsen naar goedkopere gebieden, was dat allang gebeurd."
Boeren- en tuindersorganisatie LTO-Nederland vraagt zich bovendien af hoe de verplaatsing van de bollentelers gefinancierd moet worden. "Zoiets gaat niet alleen om een aantal teelbedrijven, maar ook om allerlei aanverwante bedrijven. Om die allemaal uit te kopen zijn miljarden nodig. Volgens ons is daar gewoonweg geen geldpot voor", zegt LTO-woordvoerder Geert Pinxterhuis. De bollentelers huizen immers nabij de duurdere woongebieden aan de Nederlandse kustlijn.
Volgens het begin deze week uitgelekte Tweede Structuurschema Groene Ruimte, waarover het kabinet half december een beslissing neemt, zal een deel van de bollentelers vanuit de zee- en zandgronden aan de kust verplaatst moeten worden naar de Anna Paulownapolder, Wieringermeer, Haarlemmermeer, de Noordoost-polder, Flevoland, Zeeuws-Vlaanderen en West-Brabant.
"In de Anna Paulownapolder, dat in het noordelijk zandgebied van Noord-Holland ligt, zijn we al enkele jaren bezig om nieuwe teeltgebieden op te zetten", zegt Langeslag. "Op kleigrond wordt een laag zand gestort die het mogelijk maakt bollen te telen. Omdat de sector al jaren groei laat zien, is het nodig om gebieden te zoeken waar uitbreiding mogelijk is." Maar de Anna Paulownapolder zal nooit een complete volksverhuizing aan bollentelers kunnen opvangen. Het nieuwe teeltgebied omvat maar een paar honderd hectare. Bovendien leert de ervaring dat het in totaal een jaar of tien, vijftien duurt om een gebied te ontwikkelen tot volwaardige bollenteeltregio.
"Blijkbaar hebben de ambtenaren die het rapport hebben geschreven geconcludeerd dat als het in de Anna Paulownapolder kan, het ook elders in Nederland kan. Maar dat is natuurlijk niet waar", verzucht Langeslag.