door Hans Kuitert KABOEL - In de lobby van het drassige hotel Intercontinental, waar teilen het water opvangen van lekkage in de plafonds en een toilet op de kamer een uitzonderlijke luxe is, wemelt het van de teleurgestelde gezichten. Het hotel is compleet volgeboekt met journalisten uit alle windstreken, maar vooral met Amerikanen. En juist de reporters uit de VS zijn bepaald niet welkom in de Afghaanse hoofdstad Kaboel.
Als het niet een van de weinige nog schijnbaar functionerende hotels in de stad zou zijn, zou ieder weldenkend mens dit stinkende, aftandse oord mijden. Het restaurant, waar alleen op voedsel gelijkende dagmenu's worden geserveerd, is de voornaamste bron van de diarree-epidemie onder de vele honderden journalisten in Kaboel.
De wachtlijst voor een kamertje, meer een monnikencel, is lang en groeit met de dag. Reden voor de afgewezen gasten om de stad in te trekken en te proberen een kamer bij een familie te vinden, of een van de vele leegstaande huizen te huren. Huizen waar vroeger, voordat de Taliban Kaboel knechtten met hun extreme godsbeleving, internationale hulporganisaties hun staf onderbrachten.
De huizen staan leeg. De gebruikelijke profiteurs, die zich makelaars noemen in Kaboel, proberen die huizen nu te slijten aan de journalisten die anders hun werk op straat moeten verrichten. De bouwvallige onderkomens dienen voor een maand te worden gehuurd, ook al blijft men maar een week. De prijzen liggen tussen de vijftienhonderd en drieduizend gulden, eenzelfde bedrag dient op tafel te worden gelegd voor de makelaar.
Voor veel journalisten is dat een uitkomst, maar steeds minder voor de Amerikanen, die tweederde van de toegestroomde wereldpers vertegenwoordigen. "Ik verhuur niet aan een Amerikaan", geeft een eigenaar toe. "Ze hebben met hun bommen de Tadzjieken de kans gegeven Kaboel te veroveren."
Het sentiment is alom in Kaboel, waar het leeuwendeel van de inwoners wel blij is met de hervonden vrijheden, maar niet met het feit dat de etnische minderheden nu weer de dienst uitmaken. Er heerst een onderhuidse angst voor een nieuwe burgeroorlog en de Amerikanen krijgen er de schuld van.