do 15 november 2001
|
|
D E T E L E G R A A F B U I T E N L A N D
|
|
|
|
Afghanistan een grote oorlogswoestijn
|
|
|
|
door Hans Kuitert KABOEL - Ooit waren er glooiende velden in Afghanistan, boomgaarden vol fruit, boeren die het hele volk konden voeden. Nu rest er slechts stof en overal een grijsgrauw landschap, dat geregeld wordt opgeschrikt door enorme stofwolken die als een woestijnstorm het uitzicht belemmeren. Dan komt er een konvooi vrachtwagens voorbij of een aantal tanks.
|
Er rest slechts stof en overal een grijsgrauw landschap in Afghanistan. (Foto: De Telegraaf)
|
Als de voertuigen, die vluchtelingen vervoeren of soldaten naar het ene of het andere front transporteren, allang voorbij zijn getrokken, slaat de stof neer op de al lang afgestorven bomen, op de huizen en in de longen van de weinige dorpelingen die niet in een vluchtelingenkamp terecht zijn gekomen.
Iedere Afghaan heeft een halsdoek bij zich die hij om mond en hals wikkelt als er voertuigen passeren. Zo krijgt een groep Afghanen het uiterlijk van een stal aanhangers van de Palestijnse Hamas, alleen de ogen met grijze wimpers grijnzen de werkelijkheid aan.
De oude Mohammed ment in het dorp Kwaja, ten noorden van de stad Taloqan, zijn ezel naar een veld, waar wat verdord gras en drooggevallen irrigatiekanalen herinneren aan betere tijden. Hij plukt aan zijn baard, het stof wappert eraf. "Zo is het nooit geweest. We hadden altijd een goede oogst", put hij uit zijn herinnering.
Veel dorpelingen wagen zich niet in de velden, waar nog uit de tijd van de Russische bezetting mijnen liggen. Af en toe verliest een kind, dat zich spelenderwijs in het gebied waagt, een voet of een been. "Dit jaar", verzucht Mohammed, "hebben we de grote droogte gehad, maar zelfs als er volop regen was gekomen, hadden we niets aan ons land gehad. Wie durft te ploegen in een mijnenveld?"
Littekens
Twintig jaar oorlog heeft niet alleen de menselijke tragedies in de herinneringen van de Afghanen geïmpregneerd, ook het Afghaanse landschap zal er de littekens van blijven dragen. Vroeger waren er goed functionerende, zeer oude irrigatiestelsels. Die liggen nu allemaal droog, domweg omdat zij niet konden worden onderhouden. De bevolking was het land ontvlucht, eerst voor de Russen, toen voor de etnische oorlog tussen Pasjtoenen, Tadzjiken en Oezbeken, daarna door de opmars en het rigide systeem van de Taliban en nu vanwege de nieuwe onderlinge afrekening, in gang gezet door de aanslagen van Al-Qaeda op 11 september.
"Als er geen mensen zijn en alleen maar soldaten, gaat ieder land kapot. Hier is al twintig jaar amper landbouw bedreven. Periodes van droogte en een aardbeving verergerden de situatie alleen maar. Daarom is mijn land een land van stof, waar het ooit groen was, met heldere luchten en opgeruimde gezichten", zegt Tadj Muhammed, een lokale functionaris van de Noordelijke Alliantie in Kwaja.
Stof
Hij pauzeert even en stelt dan de brandende vraag of zijn land, als de Afghanen hun strijdbijlen begraven hebben, ooit weer vruchtbaar kan worden gemaakt. "Stof blijft stof. Het groen is verdreven en de vruchtbare bodem verwaait. Het land zuigt al het weinige water op, maar geeft er niets voor terug", besluit hij met een sombere blik.
Ooit zei een hoge VN-functionaris bij een inspectietocht door Afghanistan in het midden van de jaren negentig, dat "het goed is dat deze mensen tenminste nog Allah hebben". Hadj Mohammeds geloof in Allah wankelt niet, maar hij weet ook dat zelfs Allah uit stof geen vruchtbaar land kan maken. Tot stof zult gij wederkeren, met Afghanistan is dat al gebeurd. |
|
|
zoek naar gerelateerde artikelen
do 15 november 2001
|
|
|
|
|
© 1996-2001 Dagblad De Telegraaf, Amsterdam. Alle rechten voorbehouden.
|
|
|