DEN HAAG - De Belastingdienst heeft de jacht geopend op Nederlanders met rekeningen in het buitenland. Belastingplichtigen waarvan het vermoeden bestaat dat zij in de aangiften inkomsten- en/of vermogensbelasting hiervan geen opgaaf hebben gedaan, kunnen de komende dagen een brief op de deurmat verwachten.
Het ministerie van Financiën bevestigt dat een landelijk onderzoek is gestart, maar doet verder geen inhoudelijke mededelingen. Een woordvoerder wil wel kwijt dat alleen diegenen een dergelijke brief krijgen waarvan "wellicht het vermoeden bestaat dat ze iets te verbergen hebben."
Enkele belastingplichtigen, die liever anoniem willen blijven en de brief al hebben ontvangen, vinden deze 'intimiderend' geschreven. De fiscus schrijft verder dat "uit onderzoek naar voren is gekomen dat u houder bent (geweest) van in het buitenland aangehouden bankrekeningen".
Om welk onderzoek dit gaat, is onduidelijk. De woordvoerder van het ministerie weigerde hierover commentaar. In de brief wordt gevraagd binnen vijf dagen een zogenoemde 'verklaring buitenlandse bankrekeningen' terug te sturen.
Dreigementen
Gebeurt dat niet op tijd dan zal de fiscus op basis van eigen gegevens een eventuele navorderingsaanslag instellen, waarvan de bewijslast dan bij de belastingbetaler ligt, met alle nadelige gevolgen van dien.
Tevens dreigt een strafrechtelijke vervolging als de gevraagde informatie "niet, onjuist of onvolledig wordt verstrekt", zo staat in de brief te lezen.
Volgens ruwe schattingen hebben Nederlanders voor vele miljarden guldens op buitenlandse rekeningen geparkeerd staan. Meestal in Europese landen die een bankgeheim kennen, zoals Zwitserland, Luxemburg, Andorra en Liechtenstein.
Het gaat hierbij om onder meer spaarcentjes maar ook om zwart geld, vermogen dat voor de fiscus vaak onzichtbaar blijft. Wel moeten belastingplichtigen sinds enkele jaren op hun aangiftebiljet aangeven of ze een buitenlandse rekening hebben.
Herkomst
Hoogleraar formeel belastingrecht Maarten Feteris aan de Erasmus Universiteit, denkt dat de fiscus "vooral interesse heeft in de herkomst van het geld, niet zozeer in de verschuldigde rente.
Opmerkelijk in de bewuste brief is de korte termijn (vijf dagen) waarbinnen men opheldering moet geven. In de verklaring moet worden aangegeven welke rekeningnummers, bij welke bank, in welk land en sinds welke datum zijn aangehouden ná 1 januari 1989.
Naar het saldo wordt niet gevraagd. Volgens Feteris zou de fiscus haast kunnen hebben vanwege het feit dat de navorderingstermijn is gewijzigd in maximaal twaalf jaar. |