door Rolien Créton KOPENHAGEN - De toekenning van de Nobelprijs voor de Vrede gaat vaak gepaard met veel onenigheid. Als de vredesprijs vandaag voor de 100e keer wordt toegekend - de grootste kanshebber is secretaris-generaal van de Verenigde Naties, Kofi Annan - zullen sommigen zich afvragen of de VN wel zo succesvol zijn geweest.

|
Alfred Nobel ...fortuin... (Foto: AP PHOTO)
|
Hebben de VN wel voldoende aandacht besteed aan de Arabische wereld, waar de haat tegen het Westen met de dag groeit? Critici zullen wijzen op de halfslachtige houding van de VN in de strijd tegen het terrorisme. Een aantal Noorse professoren zal roepen dat de Amerikaanse president George W. Bush de vredesprijs had moeten krijgen om een oorlog te voorkomen.
Alfred Nobel had van de commotie genoten. Net zoals hij genoot tijdens de voorbereidingen van zijn testament. De beslissing om zijn fortuin aan grote weldoeners te schenken, leidde tot wanhoop en ruzie onder zijn familieleden.
Nobel kreeg de inval op een ochtend in 1888. De 55-jarige uitvinder van dynamiet bladerde nietsvermoedend door de kranten, toen zijn oog op zijn eigen necrologie viel. Tot zijn grote schrik werd hij daarin beschreven als de man die oorlog rendabel had gemaakt. Een journalist had Alfred Nobel verwisseld met Alfreds broer, die een paar weken daarvoor bij een springstofexplosie was omgekomen. Alsof dat niet genoeg was, hadden alle grote Europese kranten de necrologie klakkeloos overgenomen.
'Dat nooit' moet de kinderloze ingenieur, die ongelukkig was in de liefde, hebben gedacht. Hij overleed zeven jaar later en zijn fortuin zou besteed worden aan personen met 'zeer grote verdiensten voor de mensheid' op het gebied van natuurkunde, scheikunde, geneeskunde en literatuur. Op aanraden van één van zijn onbereikbare liefdes, de Oostenrijkse barones Bertha von Suttner, voegde hij daar de vredesprijs aan toe. Von Suttner, actief in de internationale vredesbeweging, kreeg de prijs in 1906. Gezien het geringe emancipatiegehalte van die tijd ging ook die uitreiking gepaard met veel onenigheid.
Volgens Geir Lundestad, secretaris van het Noorse Nobelcomité voor de vredesprijs, is de controverse rondom de prijs een deel van het succes gebleken. "Als de prijs elk jaar naar de Moeder Theresa's in de wereld zouden gaan, zou hij geen prestige hebben", aldus Lundestad. Hij heeft nooit de illusie gehad dat het comité van vijf Noren, dat de vredesprijs jaarlijks uitreikt, werkelijk vrede kan stichten.
Wel is de Nobelprijs een microfoon met wereldbereik, zoals in 1996, toen twee Oost-Timorezen, verzetsstrijder Ramos Horta en de rooms-katholieke bisschop Carlos Belo, met de vredesprijs eindelijk de aandacht van de internationale wereld op zich wisten te vestigen.
De prijs kan eveneens enige bescherming bieden, zoals in 1936 voor de Duitse journalist en pacifist Carl von Ossietzky. Het nazi-regime in Duitsland weigerde Ossietzky, die drie jaar in concentratiekampen had gezeten, de prijs in ontvangst te laten nemen. Wel werd hij na de toekenning naar een ziekenhuis gebracht, waar hij twee jaar later aan tuberculose overleed.
Nobelcomités hebben ook geblunderd, vindt Geir Lundestad. Hij weigert een kijkje in de keuken te geven om de eenstemmige mystiek die het comité omringt intact te houden. Als hij zijn functie neerlegt, zal hij een boek over 'verkeerde prijzen' schrijven. Wellicht vertelt hij dan over de overwegingen om het werk van Henry Kissinger te bekronen. De Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken, die sterk betrokken was bij het begin van de Vietnamoorlog, ontving in 1973 de vredesprijs.