AMSTERDAM - Nog nooit is op het Amsterdamse Damrak een massale gekte zo snel omgeslagen in een nationale kater als bij de beursgang van World Online.
Terwijl het internetbedrijf al is opgeslokt door het Italiaanse Tiscali tegen net eenderde van de introductiekoers zullen advocaten nog jaren bezig zijn de schadeclaims die de gedupeerde beleggers zijn voorgespiegeld ook daadwerkelijk binnen te krijgen.
Op één punt kan WOL-oprichtster Nina Brink in elk geval opgelucht adem halen: ze komt niet achter de tralies terecht. Daarmee is een eind gekomen aan het "strafrechtelijk moddergooien", zoals haar raadsman Michael Wladimiroff de actie van het beroemde advocatenduo Spong en Hammerstein ooit typeerde.
|
Onduidelijk is of grootaandeelhouders, emissiebegeleiders en World Online zelf aansprakelijk gesteld kunnen worden voor de dramatisch verlopen beursgang. (Foto: ANP)
|
Andere juridische 'belagers' van WOL zagen al in een vroeg(er) stadium af van strafrechtelijke vervolging van boegbeeld Brink. Bijvoorbeeld de Vereniging van Effectenbezitters (VEB). VEB-directeur Peter Paul de Vries stelde in september vorig jaar dat hij zich als belegger nooit zou melden "bij een advocaat die uitsluitend strafzaken doet". Het tweetal was volgens hem af en toe "geestelijk buiten de zaak". "Ze zijn bezig overal pijlen op te richten, zonder de moeite te nemen om te richten."
In november 2000 raakte de VEB zelfs slaags met de beroemde strafpleiters, die hun dagvaarding in de zaak WOL grotendeels zouden hebben overgeschreven van De Vries en de zijnen. "Kinnesinne", zo reageerde Spong. "De Vries kan er niet tegen dat wij juridisch gezien het spits hebben afgebeten in deze zaak."
Het juridische spervuur in de zaak-WOL richt zich vooral op het prospectus. Al een week na de beursgang op 17 maart 2000 bleek dat oprichtster Nina Brink een deel van haar aandelen ruim voor de gang naar het Damrak had verkocht. Niet tegen de introductiekoers van EUR43, maar voor $6. En niet direct, maar aan een drietal maatschappijen waarvan er één niet was gebonden aan een zogenaamde 'lock up', die bepaalt dat aandelen gedurende een bepaalde periode na de beursgang niet mogen worden verkocht. Daarmee werd de lock-up van Nina zelf handig omzeild.
Het vertrouwen in Brink, dat door het desastreuze koersverloop van WOL toch al onder druk stond, was in één klap verdwenen. In het Engelstalige prospectus was de verkoop echter wel degelijk gemeld, zou luidde de verdediging. Zij het met het woordje 'transferred'. Een schimmige formulering, daar is iedereen het nu wel over eens. Maar ook onafhankelijke juristen zijn er niet uit of (voormalige) grootaandeelhouders, emissiebegeleider ABN Amro en WOL hiermee aansprakelijk kunnen worden gesteld voor de meest mislukte beursgang uit de Nederlandse geschiedenis. De gelijktijdige val van de Amerikaanse technologiebeurs Nasdaq speelt immers ook een belangrijke rol.
Zeker is het dat de betrokkenen een behoorlijke kras op de neus hebben opgelopen. De toenmalige ABN Amro-topman Jan Kalff speelde de bal eerst nog terug naar beleggers, door te stellen dat zij te weinig hadden gekeken naar het prospectus en teveel naar de exorbitant hoge prijzen die vooraf aan de beursgang op de grijze markt werden geboden. Het was zijn opvolger Rijkman Groenink die toegaf dat de zaak-WOL de reputatie van Nederlands grootste bank had geschonden.
Brink zelf trad nog geen maand na de beursgang af als bestuursvoorzitter. "Geen enkele adviseur raadde me af mijn aandelen te verkopen", zo stelde ze in het voorjaar van 2000 woedend. Eind dat jaar stelde ze in een gesprek met deze krant: "Weldenkende mensen, en dat zijn Nederlanders, beseffen heel goed dat zo'n beursdrama niet door één persoon kan worden veroorzaakt." En: "Speculeren op de aandelenbeurs is een sprong in het diepe. Misschien moet je de mensen dat voortdurend vertellen voor mij is het vanzelfsprekend."