
|
Doorzetter Lance Armstrong (Foto: Foto Cor Vos)
|
STRAATSBURG - Lance Armstrong is de te kloppen grote vedette in de 88e editie van de Tour de France. De tweevoudig winnaar van 1999 en 2000 overwon een paar jaar geleden een memorabel gevecht tegen kanker aan één van de teelballen. Niemand geloofde meer in Armstrong, die meer dood dan levend was. Maar met een ongekende verbetenheid en wilskracht vocht de Amerikaan zich terug in het leven van zijn gezin en de wielersport. Over die laatste bewogen en intensief beleefde periode schreef hij een nieuw hoofdstuk in zijn fascinerende boek Door de Pijngrens. Een schokkend verhaal waaruit Telesport vandaag het slot EXCLUSIEF publiceert.
"Pijn is iets tijdelijks. Pijn kan een minuut duren, of een dag, of een jaar, maar uiteindelijk verdwijnt de pijn; dan neemt iets anders de plaats ervan in en vergeet je hoe beroerd je je gevoeld hebt. Maar wanneer je het bijltje erbij neergooit, gaat het beroerde gevoel nooit over. Het blijft je bij dat je hebt opgegeven, ook al ging het om iets heel onbelangrijks. Dus als ik op het punt sta om de pijp aan Maarten te geven, vraag ik mezelf af: waar wil ik liever mee leven? Die vraag onder ogen te zien en een manier te vinden om verder te gaan: dat geeft echte voldoening, meer dan welke trofee ook.
Het zal inmiddels wel duidelijk zijn dat ik vaak pijn lijd. Waarom? Omdat je daardoor jezelf leert kennen. In iedere wedstrijd doet zich een moment voor waarop de renner zijn echte tegenstander tegenkomt en begrijpt dat hij dat zelf is. Op de momenten waarop ik op de fiets het meest pijn lijd, ben ik het meest nieuwsgierig en vraag ik me iedere keer weer af hoe ik zal reageren. Zal ik mijn innerlijke zwakte ontdekken of zal ik terugvallen op mijn innerlijke kracht?
Ik voel dat ik met iedere wedstrijd mijn leven intenser beleef. Daarom doe ik aan wielrennen en daarom probeer ik het hardst te rijden, zelfs als het niet hoeft. Ik wil niet eeuwig leven. Ik sterf als ik genoeg heb van het leven maar tot die tijd ben ik van plan op mijn fiets te zitten. En daar val ik waarschijnlijk ooit gewoon van af.
Vorig jaar al was mijn kanker niet langer het grote verhaal. Dat vond ik niet prettig; ik wilde dat het op de eerste plaats bleef komen, want het was belangrijk om de boodschap uit te dragen. Mensen vragen me vaak wat ik bedoel als ik zeg dat ik, wanneer ik moest kiezen tussen kanker en de Tour de France, zou kiezen voor kanker. Zonder de strijd tegen de kanker en wat ik daarbij geleerd heb, had ik niet één Tour kunnen winnen. Dat geloof ik echt.
Ik trainde vóór die tijd bijvoorbeeld hard. Ik ben nooit lui geweest, maar nu deed ik meer. Ik dronk altijd Shiner-bier en at Mexicaans eten, maar nu lette ik op wat ik at en was ik mager, op het uitgemergelde af. Eerst hield ik me tijdens mijn ziekte streng aan mijn dieet, omdat ik ervoor wilde zorgen dat alles wat ik in mijn lichaam stopte, goed voor mij was, maar nu begreep ik ook als sportman het belang van goede voeding.
Na de kanker had ik ook een andere emotionele drijfveer nodig, iets anders dan woede. De kanker dwong me om een plan te trekken voor mijn leven en daardoor leerde ik hoe ik plannen moest maken voor kleinere doelen, zoals etappes in de Tour. Ik leerde er ook van hoe ik moest omgaan met verliezen. Ik leerde ervan dat de ervaring van verliezen van je gezondheid, je huis of een oude kijk op jezelf een eigen waarde heeft in het schema van je leven.
Dat realiseerde ik me vorig jaar ook na het brons op de Olympische Spelen in Sydney na de tijdrit. Wanneer je je op een wedstrijd voorbereidt, je stinkende best doet en op je hardst gaat, en dan toch niet wint, dan moet je gewoon zeggen: 'Ik had er geen recht op om te winnen'. En dat had ik ook niet. Mijn ploegmaat Ekimov had recht op elke gram goud van zijn medaille. Hoewel ik teleurgesteld was omdat ik verloren had, was ik ook blij voor hem, omdat hij alles had gedaan om mij te helpen de Tour te winnen.
Na de uitreiking van de medailles gaf ik een kus aan mijn vrouw. Kik was trots op me; later vertelde ze dat ze graag had gezien dat mijn zoontje Luke oud genoeg was geweest om te begrijpen wat er die dag was gebeurd, omdat ze hem wilde tonen hoe hij volgens ons later met zijn verlies om moest gaan. Hierop was ik trotser dan op al het andere dat ik tot dan toe had gedaan waar zij bij was geweest.
Soms denk ik dat het belangrijkste wat de kanker bij mij heeft gedaan, het neerhalen van een muur binnen in mij is geweest. Voordat ik kanker kreeg, zag ik mezelf alleen maar in termen van winnen en verliezen, maar die starre gefixeerdheid ben ik kwijt. Sinds mijn ziekte kan het me gewoon veel minder schelen of mensen me al dan niet aardig vinden. Na de geboorte van mijn zoon is het nog minder geworden. Mijn vrouw vindt me aardig en ik hoop dat mijn zoon me ook aardig zal vinden. Hun mening telt nu het zwaarst voor me.
Zo is de verjaardag van mijn kankerdiagnose de belangrijkste dag van mijn leven; belangrijker dan verjaardagen of feestdagen. Daar valt geen overwinning of nederlaag mee te vergelijken. Kik noemt die dag mijn 'carpe diem'-dag, om ons eraan te herinneren dat we elke dag moeten plukken. Ieder jaar herinneren we onszelf er op die dag aan dat we ons bestaan moeten vieren. We herinneren onszelf eraan dat het een mythe is dat ik de kanker verslagen zou hebben. De medicijnen hebben de kanker verslagen. De doktoren hebben de kanker verslagen. Ik heb het alleen maar overleefd. We herinneren onszelf eraan dat ik, als we af moesten gaan op de meest recente cijfers over de overlevingskansen bij kanker, niet meer in leven zou zijn.
Ik zal me de rest van mijn leven blijven afvragen hoe ik het overleefd heb. Kanker vreet niet langer aan mijn leven, mijn gedachten en mijn gedrag, maar de veranderingen die erdoor hebben plaatsgevonden in mezelf, zijn niet meer terug te draaien. Ik heb geleerd dat intense ontroering iets noodzakelijks is in mijn leven. Ook heb ik geleerd om bedachtzamer te zijn en niet meer het eerste het beste te zeggen dat me voor de mond komt. En bovenal heb ik geleerd dat, als ik een zware week achter de rug heb, ik alleen maar hoef te gaan zitten om na te denken. Het is makkelijk om de dingen in hun perspectief te zien en te zeggen: 'In het totaal der dingen stelt dit niet zo veel voor'.
Ik fiets nog altijd door de heuvels rond Austin en de vrachtwagens jakkeren nog altijd langs me heen. Maar nu herkennen veel vrachtwagenchauffeurs me aan mijn shirt van het U.S. Postal-team. Sommigen zwaaien. Sommigen nemen me onderzoekend op. En sommigen proberen me nog steeds van de weg te drukken. Ik blijf gewoon fietsen, steeds hoger de bergen in, tot ik bij een bergweitje kom waar groene blaadjes huiveren in de koude zon."