BELGRADO - Voor het tweede achtereenvolgende jaar zullen vandaag nabestaanden van de 8000 moslimmannen uit Srebrenica onder zware VN-bewaking een herdenkingsdienst houden in Potocari, het kamp van het Nederlandse VN-bataljon dat het bloedbad niet kon verhinderen.
Vorig jaar weigerden de autoriteiten van de Bosnisch-Servische deelrepubliek Srpska, waar Srebrenica ligt, nog mee te werken aan het oprichten van een gedenkteken. Onder zware internationale druk zijn de Bosnische Serviërs echter gezwicht. Vandaag wordt dat monument onthuld, dat ook dient als de 'eerste steen' van een begraafplaats voor de slachtoffers, van wie er nog honderden zijn vermist.
Een hoofdrol is weggelegd voor Munira Subasic, een van leidende vrouwen van de beweging Moeders van Srebrenica, die zich voor het opsporen en begraven van hun gruwelijk vermoorde mannen en zonen inzet. Subasic verloor in het bloedbad 22 mannelijke familieleden. "Op 11 juli 1995 stopte de tijd", aldus Subasic.
Vorig jaar bezochten 3000 mensen, voornamelijk weduwen, de herdenking in Potocari. Dit jaar worden 5000 nabestaanden verwacht. De NAVO-blauwhelmen en de Bosnisch-Servische politie hopen ook dit jaar op een vreedzaam verloop.
Dat het vandaag waarschijnlijk rustig zal blijven, heeft ook te maken met het feit dat morgen de Serviërs in het nabijgelegen Bratunac een eigen monument zullen oprichten voor hun 1300 oorlogsdoden. Door een van hun leiders, Desnica Radivojevic, zijn zij opgeroepen zich morgen rustig te houden. Radivojevic is de eerste plaatselijke Servische leider die heeft erkend dat het bloedbad in Potocari heeft plaatsgevonden.