DEN HAAG - Er komt vrijwel zeker een tweede belastingvrije uitbetaling van geroofde tegoeden voor joodse vervolgingsslachtoffers die de Tweede Wereldoorlog hebben overleefd of hun nabestaanden. Tot verrassing van joodse organisaties blijkt, een halfjaar na de start van de terugbetaling van joodse tegoeden, dat zich een veel kleiner aantal rechthebbenden voor de 'Maror-uitkering' van 14.000 gulden heeft aangemeld dan waarop door deskundigen is gerekend.
Na jarenlange onderhandelingen met het Centraal Joods Overleg (CJO) betaalden de overheid, de verzekeraars, beurs en banken vorig jaar bij elkaar 764 miljoen aan joodse tegoeden terug. Daarvan is na aftrek van reserveringen voor collectieve doelen nog 639 miljoen gulden beschikbaar voor de uitbetaling van individuele uitkeringen.
Inmiddels hebben rond de 22.000 aanvragers van de rond de 40.000 rechthebbenden waarop bij de planning is gerekend een uitkering ontvangen.
Om nog bijtijds een grote groep naar het buitenland geëmigreerde joodse rechthebbenden te bereiken, start de Stichting Maror-Gelden Overheid dit najaar een nieuwe informatiecampagne.
Volgens vice-voorzitter Fred Ensel van de Stichting Maror-Gelden Overheid moet rond maart 2002 duidelijk worden hoeveel geld er na uitbetaling van de eerste ronde en aftrek van ongeveer 10 procent voor collectieve doelen voor een tweede uitbetaling overblijft.
Ensel durft zich nog niet aan een voorspelling van het bedrag te wagen, maar volgens insiders zou de tweede uitkering tussen de 400 gulden en een paar duizend gulden bedragen.
Ensel en het accountantsbureau KPMG zijn er voorstanders van om de tweede ronde met name aan oudere rechthebbenden zo snel mogelijk uit te keren. Andere joodse belangenorganisaties zijn er voor om de uitbetaling begin 2003 te combineren met de verdeling van het mogelijke restant van de 100 miljoen gulden, die de beurs en de banken en CJO tot eind 2002 apart hebben gezet voor individuele claims op aandelen en banktegoeden en daarmee samenhangende juridische kosten.