LEIDEN - Een zorgwekkend aantal ex-'couveusekinderen' ondervindt tijdens de jeugdjaren en beginnende volwassenheid steeds meer ontwikkelings-, gedrags- en leerstoornissen.
De problemen, die mogelijk het gevolg zijn van niet eerder opgemerkte kleine neurologische afwijkingen in de nog niet volgroeide hersens bij de geboorte, kunnen het zelfstandig functioneren op latere leeftijd ernstig nadelig beïnvloeden.
Dat blijkt uit een langlopende Nederlandse studie onder 1338 kinderen die in 1983 levend geboren werden na een zwangerschapsduur van minder dan 32 weken en/of met een geboortegewicht onder 1500 gram. Het afgelopen weekeinde werden de gegevens van tot nu toe veertien jaar onderzoek vrijgegeven door het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde (NTvG).
Meer dan een kwart van deze groep zeer vroeg geborenen overleed nog tijdens het eerste levensjaar. Van de resterende circa 969 kinderen die de couveusetijd overleefden en nu 17-18 jaar zijn, is tien procent ernstig gehandicapt. Een aantal van hen ondervond lichamelijke en/of mentale beperkingen tijdens de schoolleeftijd. In 23 procent waren de te vroeggeborenen afkomstig uit een meerlingzwangerschap.
"Hoewel 90 procent van de kinderen op de schoolleeftijd geen ernstige beperkingen had, ondervindt de helft van hen aanzienlijke problemen in het dagelijks leven." Dat stelt de leider van de studie, mevrouw prof. dr. S.P. Verloove-Vanhorick, in de publicatie in het artsenblad NTvG. Volgens haar komen de problemen scherp tot uiting tijdens de puberteit. De studie, die nog niet ten einde is en ook jong-volwassen 'couveusekinderen' vanaf het 20e levensjaar zal volgen, staat onder supervisie van de divisie Jeugd van TNO Preventie en Gezondheid te Leiden.
Op grond van een eigen interne studie heeft het Universitair Medisch Centrum Leiden (UMCL) onlangs al besloten de behandelgrens voor vroeggeborenen op te trekken van 24 naar 25 weken. Prof. dr. F. Walther, hoogleraar neonatologie: "Wij hebben in de jaren 1996-1997 zo'n 250 vroeggeboorten bestudeerd van kinderen uit de regio Leiden-Den Haag-Delft. Het ging om kinderen die met 24 weken ter wereld kwamen. Tweederde van hen overleed vrijwel meteen en van de overlevenden bleek een beduidend aantal ernstig gehandicapt. Ons besluit staat geheel los van het TNO-onderzoek, omdat dát handelt over een periode die voor de neonatologie in veel opzichten nog een leerproces was. Begin jaren negentig kwamen verbeterde bewakingstechnieken, zoals beademing, beschikbaar en middelen om bijvoorbeeld de longrijping te stimuleren."
Professor Walther bevestigt dat kinderen die met 24 weken ter wereld komen, in Leiden "niet meer actief" behandeld zullen worden: "We zullen ze dus niet beademen, maar wel warm houden."